De Acculader Aansluiten; De Adapter-Laadkabel Met De; Pooltangen Aansluiten; Ringogen Aansluiten - APA 16621 Manuel De L'opérateur

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

6.4 DE ACCULADER AANSLUITEN

6.4.1 DE ADAPTER-LAADKABEL MET DE

POOLTANGEN AANSLUITEN

LET OP
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangesloten op
het stopcontact en de adapter-laadkabel niet is
aangesloten op de acculader.
Sluit altijd eerst de rode pluskabel (+) van de oplader
op de pluspool van de accu aan. Sluit daarna de zwarte
massakabel (-) op de minpool van de accu aan. Als u de accu
in ingebouwde staat oplaadt, sluit u de zwarte minkabel (-)
op de carrosserie (blank gedeelte) aan, zover mogelijk uit de
buurt van de accu, carburateur en brandstofleidingen. Houd
altijd deze volgorde aan.
6.4.2 DE ADAPTER-LAADKABEL MET DE

RINGOGEN AANSLUITEN

LET OP
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangesloten op
het stopcontact en de adapter-laadkabel niet is
aangesloten op de acculader.
Bevestig het ringoog van de rode pluskabel op de
plusaansluiting van de accu van uw voertuig, bijvoorbeeld
de schroef van de poolklem. Het ringoog van de zwarte
minkabel bevestigt u aan de massa-aansluiting van uw
accu. Leg de laadkabel zonder knikken of trekspanning aan.
Deze mag niet in de buurt van hete of draaiende delen van
de motor worden gemonteerd. De aansluitstekker mag niet
nat worden.

6.5 DE ACCU OPLADEN

Sluit de adapter-laadkabel aan op de oplader. Steek nu
het netsnoer (positie 5 in het overzicht) van de oplader
in het stopcontact. Het groene controlelampje „BEDRIJF"
(positie 2 in het overzicht) gaat branden. De achtergrond-
verlichting van het display (positie 1 in het overzicht) wordt
geactiveerd. In het display wordt de accuspanning (positie
18 in het overzicht) en het symbool voor de bedrijfsindicator
(positie 19 in het overzicht) weergegeven.
LET OP
Als het rode controlelampje ‚FOUT' (positie 4
in het overzicht) brandt en in het display de
foutmelding ‚Er 1' knippert, zijn de laadka-
bels verkeerd om aangesloten. Verwijder de
pooltangen/ringogen van de accupolen en sluit
ze correct aan.

6.5.1 HET LAADPROGRAMMA SELECTEREN

Om het laadproces te starten, drukt u herhaald op de
keuzeschakelaar voor het laadprogramma (positie 3 in het
overzicht) totdat het gewenste laadprogramma is ingesteld.
Als geen laadprogramma wordt ingesteld, wordt het laad-
proces niet gestart. Het laatst ingestelde laadprogramma
wordt opgeslagen en kan bij volgend gebruik van de accu-
lader worden gestart door een keer op de keuzeschakelaar
te drukken. De laadprogramma's worden in de volgende
volgorde doorgeschakeld (zie ook Afbeelding 3 in het
overzicht):
1. 6 V-modus
2. 6 V-wintermodus
3. 12 V-motorfietsmodus
4. 12 V-motorfiets-wintermodus
5. 12 V-automodus
6. 12 V-auto-wintermodus
Na het starten van het laadproces kan het laadprogramma
niet meer worden gewijzigd. Als u met een ander dan het
ingestelde laadprogramma wilt laden, trekt u de netstek-
ker van de acculader uit het stopcontact en ontkoppelt u
de acculader van de accu (zie paragraaf 6.6). Wacht ca. 10
seconden totdat het display donker is, volg dan de stappen
van paragraaf 6.5.1 en stel het correcte laadprogramma in.
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu past het
apparaat de laadstroom aan, teneinde de aangesloten accu
optimaal op te laden. Uitsluitend tijdens de hoofdlaadfase
wordt geladen met de aangegeven maximale laadstroom.
Vlak voordat de maximale laadcapaciteit wordt bereikt,
wordt gewerkt met een lagere laadstroom. Zo wordt de
accu rustig en optimaal tot aan de maximale capaciteit
opgeladen.
Het in het display weergegeven, geanimeerde accusymbool
(positie 17 in het overzicht) geeft aan dat de accu wordt
opgeladen.
23

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières