Gebruiksaanwijzing; Overzicht; Gebruik Van De Adapter-Laadkabel; Voorbereiding - APA 16619 Manuel De L'opérateur

Masquer les pouces Voir aussi pour 16619:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

6. GEBRUIKSAANWIJZING

Zorg ervoor dat u, voordat u het apparaat gaat
gebruiken, de gebruiksaanwijzing van de accu
en het voertuig hebt gelezen en alle veiligheids-
instructies hebt begrepen.

6.1 OVERZICHT

Afbeelding 1: overzicht
A Netsnoer
B MODE-toets
C Display
D Laadkabel
E Adapter-laadkabel met ringogen
F Adapter-laadkabel met pooltangen
G Haak voor het opwikkelen van de kabels
Afbeelding 2: display
1. Accuspanningsindicatie
2. 6 V-oplaadprogramma
3. Oplaadprogramma voor de winter
4. 12 V-oplaadprogramma
5. Oplaadprogramma voor de auto
6. Oplaadprogramma voor de motorfi ets
7. Accuspanningsindicatie
6.2 GEBRUIK VAN DE ADAPTER LAADKABEL
Met de adapter-laadkabel met pooltangen (positie F in
het overzicht) sluit u de oplader op de klassieke manier op
de accupolen aan. De adapter-laadkabel met de ringogen
(positie E in het overzicht) is bedoeld voor een vaste
aansluiting op een moeilijk bereikbare accu. De oplader kan
dan gemakkelijk met de adapter worden aangesloten.

6.3 VOORBEREIDING

Reinig de accupolen van stof en corrosieresten.
Uitsluitend voor open accu's: verwijder de afsluitdop-
pen van de accucellen. Controleer het vloeistofniveau in de
cellen, raadpleeg hiervoor de handleiding van uw accu. Vul
gedestilleerd water bij tot het minimale vulpeil bereikt is,
niet méér. De vloeistof zet uit tijdens het opladen en de accu
kan overstromen. Laat de cellen van de accu open tot het
opladen is voltooid.
Volg bij gesloten en onderhoudsvrije accu's de aanwijzingen
van de accufabrikant heel nauwkeurig op.

6.4 DE ACCULADER AANSLUITEN

6.4.1 DE ADAPTER LAADKABEL MET DE POOLTANGEN

AANSLUITEN

LET OP
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangesloten
op het stopcontact en dat de adapter-laadkabel
niet is aangesloten op de acculader.
Sluit altijd eerst de rode pluskabel (+) van de oplader op
de pluspool van de accu aan. Daarna sluit u de zwarte mas-
sakabel (-) op de minpool van de accu aan. Als u de accu in
de ingebouwde staat oplaadt, sluit u de zwarte minkabel (-)
op de carrosserie (blank gedeelte) aan, zover mogelijk uit de
buurt van de accu, carburateur en brandstofl eidingen. Houd
deze volgorde steeds aan.
6.4.2 DE ADAPTER LAADKABEL MET DE RINGOGEN
AANSLUITEN
LET OP
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangesloten
op het stopcontact en dat de adapter-laadkabel
niet is aangesloten op de acculader.
Bevestig het ringoog van de rode pluskabel op de plu-
saansluiting van de accu van uw voertuig, bijvoorbeeld
de schroef van de poolklem. Het ringoog van de zwarte
minkabel bevestigt u aan de massa-aansluiting van uw
accu. Leg de laadkabel zonder knikken of trekspanning aan.
Deze mag niet in de buurt van hete of draaiende delen van
de motor worden gemonteerd. De aansluitstekker mag niet
nat worden.

6.5 DE ACCU OPLADEN

Sluit de adapter-laadkabel met de laadkabel (positie D in
het overzicht) aan op de oplader. Steek nu het netsnoer
(positie A in het overzicht) van de oplader in het
stopcontact. De achtergrondverlichting van het display
wordt ingeschakeld.
Wanneer de accu onjuist wordt aangesloten (polen ver-
wisseld) of de oplader geen contact maakt, brandt op het
display de storingsmelding ˝Er1˝. Als op het display de sto-
ringsmelding ˝Er2˝wordt weergegeven, dan is een defecte
6 V-accu aangesloten die niet met de acculader kan worden
opgeladen. Als de accu correct is aangesloten, worden op
het display de werkelijke accuspanning en de symbolen
voor het ingestelde oplaadprogramma weergegeven.
19

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières