5.2 Controle-intervallen voor de
voorvuldruk
Het wordt aanbevolen, de volgende controle-
intervallen aan te houden:
– na iedere inbouw
– een week na inbedrijfstelling
– acht weken na inbedrijfstelling
Is geen merkbaar gasverlies opgetreden, dan
kunnen de volgende controles met intervallen
van een jaar worden uitgevoerd.
LET OP
In geval van continu gebruik bij hoge
bedrijfstemperaturen zijn kortere controle-
intervallen vereist.
De nominale waarden van de voorvuldruk (p
hebben betrekking op een vultemperatuur
van 20 °C.
5.3 Controleren voor de
voorvuldruk
De voorvuldruk (p
en testapparaat FPU worden gecontroleerd.
Bij kleine hydraulische accumulatoren en waar
mogelijk, moet de voorvuldruk (p
vul- en testapparaat worden gecontroleerd,
omdat bij deze methode geen gasverlies
optreedt.
LET OP
Voor afbeeldingen bij de tekst, zie
uitklappagina.
NL
64
) kan met of zonder het vul-
0
) zonder het
0
Controle zonder vul- en testapparaat
FPU-1
Bij opstelling van de hydraulische accumulator
conform de uitklappagina of met een
beveiligings- en scheidingsblok (SAF of SAB)
kan de voorvuldruk (p
worden gecontroleerd.
– Isoleer de hydraulisch gevulde
balgaccumulator van het systeem met de
afsluiter .
– Ledig de vloeistofzijde van de
balgaccumulator langzaam met behulp van
de ontlastingsspil .
– Observeer de manometer .
– De druk zakt aanvankelijk langzaam. Pas
als de hydraulische accumulator helemaal
geleegd is, daalt de druk plotseling. Deze
druk is gelijk aan de voorvuldruk (p
)
balgaccumulator.
0
– Wijkt de afgelezen voorvuldruk (p
de nominale druk, dan moet deze worden
gecorrigeerd, zie daarvoor paragraaf 4.3.
Controle met vul- en testapparaat
FPU-1
Voor het controleren en navullen met het vul-
en testapparaat FPU-1, zie paragraaf 4.3.
) ook via de vloeistofzijde
0
) van de
0
) af van
0