GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking
tot ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot
ernstige letsels of de dood kunnen leiden. Bij gebruik op
hellingen is extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling
niet achteruit op kan rijden of als u zich niet op uw gemak
voelt op de helling, gebruikt u de zitmaaier beter niet op die
helling.
De controle over een zitmaaier die op een helling wegglijdt
is niet terug te krijgen door te remmen. De hoofdredenen
voor verlies van controle zijn: onvoldoende grip van
de banden, te hoge snelheid, onvoldoende remmen,
ongeschikt type machine voor de taak, onvoldoende
aandacht voor de toestand van de bodem, onjuiste
verdeling van de aanhanglast en belading.
1. Maai hellingen in de hellingsrichting, niet overdwars.
2. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein oneffen
is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen door
hoog gras aan het zicht worden onttrokken.
3. Kies een lage snelheid zodat u niet hoeft te stoppen of
van snelheid hoeft te veranderen terwijl u zich op de
helling bevindt.
4. Maai niet als het gras nat is. De banden kunnen dan hun
grip verliezen.
5. Rijd altijd met de zitmaaier in versnelling, in het bijzonder
wanneer u hellingen afrijdt. Zet de maaier niet in neutraal
om zo van een helling te rijden.
6. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien. Als
de banden hun grip verliezen, schakelt u het maaiblad/de
maaibladen uit en rijdt u traag de helling recht af.
7. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk uit.
Verander niet plotseling van snelheid of richting, want dan
kan de zitmaaier omkantelen.
8. Wees extra voorzichtig bij het bedienen van machines met
grasopvangzakken of andere appendages; zij kunnen de
stabiliteit van de machine negatief beïnvloeden. Gebruik
ze niet op steile hellingen.
9. Probeer de machine niet te stabiliseren door uw voet op
de grond te zetten (bij zitmaaiers).
10. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of
wallen. De grasmaaier zou plotseling kunnen kantelen als
een wiel over de rand van een klif of gracht raakt of als
een rand inzakt.
11. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
12. Maai geen hellingen waar u niet achterwaarts op kunt
rijden.
13. Neem contact op met uw erkende verdeler/kleinhandelaar
voor aanbevelingen inzake wielgewichten of
tegengewichten om de stabiliteit te verbeteren.
14. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
15. Houd een lage snelheid aan. Zelfs als de remmen naar
behoren werken kunnen de banden op hellingen hun grip
verliezen.
16. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk,
en draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar
beneden.
AANHANGUITRUSTING (ZITMAAIERS)
1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen.
Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats
dan op de bevestigingsvoorziening.
2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake de
gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het slepen op
hellingen.
3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de
aanhanguitrusting plaatsnemen.
4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te
rijden.
WAARSCHUWING
Gebruik de zitmaaier nooit op hellingen van meer dan
17,6 percent (10°) wat neerkomt op een hoogteverschil
van 106 cm over een afstand van 607 cm.
Wanneer u op hellingen maait, moet u extra wielgewichten
of tegengewichten gebruiken. Neem contact op met uw
verdeler/kleinhandelaar die u kan zeggen welke gewichten
verkrijgbaar en geschikt zijn voor uw maaier.
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling oprijdt. Gebruik
gewichten vooraan en wees bovendien extra voorzichtig
wanneer u op een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai IN DE HELLINGSRICHTING, nooit overdwars, wees
voorzichtig wanneer u van richting verandert en START
OF STOP NIET OP EEN HELLING.
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als
de gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de
aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak
aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit. Ga er
nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven staan waar u
ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien
bent en laat een andere verantwoordelijke volwassene
goed op ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de buurt
komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en naar
beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan merken.
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de bladen
is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen en ernstig
gewond raken of de veilige bediening van de zitmaaier
kunnen hinderen. Kinderen die ooit al mee hebben mogen
rijden kunnen plotseling in het maaigebied opduiken voor
nog een ritje en daarbij vooruit of achteruit omver worden
gereden.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht
kunnen beperken.
11