3. Inbedrijfname
3.1 Persluchtaansluiting
Het functioneren en de levensduur hangen veel van de kwaliteit en de druk van de toegevoerde perslucht af. Verhoogde
vochtigheid of vuildeeltjes in de perslucht verstoren de motor. Een hogere condensatiepercentage in de perslucht
veroorzaakt roestvorming in de motor en de geluiddemper bevriest bij de luchtexpansie.
Daardoor moet er bij de ingebruikname van persluchtmotoren op de volgende punten gelet worden:
• De hoofdluchtleiding (6) moet een licht verval hebben van minstens 1% in de stromingsrichting, waardoor
condenswater naar het diepste gedeelte stroomt en d.m.v. een ventiel (7) (automatisch of handmatig) verwijderd
kan worden.
• Sluit de aftakkingen bij horizontale leidingen (6) naar boven aan (5) - en bij verticale leidingen (4) niet op het
diepste punt aan. Daardoor wordt verhindert, dat het condenswater wat in de leiding zit, in de aftakking terechtkomt.
• Benut de luchtverzorgingseenheid (3) die uit een luchtfilter (3a) en een olienevelaar (3b) bestaat.
Installeer de eenheid met minstens G 1/4" luchtaansluiting in de directe omgeving van de persluchtmotor (1).
Gebruik in de nevelaar een hoog gekwalificeerde machineolie met een viscositeit van 20-30mm2/s. Het olieverbruik
moet minstens 1 druppel per minuut bedragen.
• Het luchtfilter (3a) moet regelmatig gecontroleerd worden, waarbij het condenswater afgetapt wordt en het filter
wordt gereinigd.
• De persluchtmotor bereikt bij 6 bar (85psi) z'n optimale opbrengst. Indien de druk in het persluchtsysteem hoger
is als 6 bar, dan moet een drukregelaar worden toegepast (3c). Het inregelen hiervan moet bij een in bedrijf zijnde
motor geschieden.
• Gebruik tussen de luchtverzorgingseenheid en de motor een luchtslang (2) met een inwendige diameter van 8 of
9 mm, om het drukverlies zo gering mogelijk te houden.
NL
5