Installatie
Buitendiameter
leiding Ø [mm]
6,35 (1/4")
9,53 (3/8")
12,7 (1/2")
15,9 (5/8")
19 (3.4")
Tabel 8 Specificaties leidingaansluitingen
3.5.2
Aansluiten koudemiddelleidingen aan de buitenunit
▶ Schroef de afdekking los van het ventiel aan de zijkant van de buiten-
unit.
▶ Verwijder de beschermdoppen van de uiteinden van het ventiel.
▶ Lijn de flensuiteinden van de leidingen uit met elk ventiel en zet de
kraagmoer handmatig zo vast mogelijk.
▶ Zet een schroefsleutel aan op de behuizing van het ventiel.
Zet deze niet aan op de moer die de servicekraan afdicht.
▶ Terwijl de behuizing van het ventiel wordt vastgehouden, gebruik een
momentsleutel om de kraagmoer vast te zetten met het correcte
draaimoment.
▶ Maak de kraagmoer iets los, en zet deze dan weer vast.
▶ Herhaal de stappen 3 tot 6 voor de overige leidingen.
3.5.3
Aansluiten condensafvoer aan de binnenunit
De condensafvoer van de binnenunit heeft twee aansluitingen. Een con-
densslang en stop zijn op deze aansluitingen gemonteerd in de fabriek
en kunnen worden vervangen ( afb. 14).
▶ Installeer de condensaatslang met verval.
▶ Sluit de afvoerslang aan, bevestig de slang aan dezelfde zijde als het
leidingwerk om een goede afvoer te waarborgen ( afb. 12).
▶ Omwikkel het koppelingspunt met teflon tape om een goede afdich-
ting te waarborgen en lekkage te voorkomen.
Voor het gedeelte van de afvoerslang dat binnen blijft:
▶ Omwikkel het met schuimrubber leidingisolatie om condensatie te
voorkomen.
▶ Verwijder het luchtfilter en giet een klein beetje water in de afvoerbak
om te waarborgen dat het water goed van de unit wegstroomt.
3.6
Dichtheid controleren
Neem de nationale en plaatselijke voorschriften in acht bij het uitvoeren
van de dichtheidstest.
▶ Verwijder de doppen van de drie ventielen ( afb. 20 [1], [2] en
[3]).
▶ Sluit de Schrader-opener [6] en drukmeter [4] aan op het Schrader-
ventiel [1].
▶ Draai de Schrader-opener in en open het Schrader-ventiel [1].
▶ Laat de ventielen [2] en [3] gesloten en vul het systeem met stikstof
tot de druk 10% hoger is dan de maximaal toegestane werkdruk (
pagina 8).
▶ Controleer of de druk 10 minuten later nog steeds hetzelfde is.
▶ Tap het stikstof of tot de maximaal toegestane werkdruk is bereikt.
▶ Controleer of de druk ten minste 1 uur later nog steeds hetzelfde is.
▶ Loos de stikstof.
232
Aandraaimoment [Nm]
Diameter flensopening (A)
18-20
32-39
49-59
57-71
67-101
Geflensd leidinguiteinde
[mm]
8,4-8,7
90°± 4
13,2-13,5
A
16,2-16,5
19,2-19,7
23,2-23,7
3.7
Lucht afzuigen
Lucht en vreemd materiaal in het koudemiddelcircuit kan abnormale
toename van druk tot gevolg hebben, waardoor de airconditioner be-
schadigd kan raken, het vermogen wordt verminderd en lichamelijk let-
sel kan optreden.
▶ Gebruik een vacuümpomp en een manometerblok om het koudemid-
delcircuit te ontluchten en niet condenseerbaar gas en vocht uit het
systeem te verwijderen.
Het afzuigen moet na de eerste installatie worden uitgevoerd én wan-
neer de unit is verplaatst. Ga alleen door met deze stap nadat de dicht-
heid van het systeem is gecontroleerd.
Voor het afzuigen:
▶ Waarborg dat de aansluitleidingen tussen de binnen- en buitenunits
correct zijn aangesloten.
▶ Waarborg dat alle bedrading correct is uitgevoerd.
▶ Sluit de laadslang van het manometerblok aan op de serviceaanslui-
ting van het lagedrukventiel van de buitenunit.
▶ Sluit een andere vulslang van het manometerblok aan op de vacuüm-
pomp.
▶ Open de lagedrukzijde van het manometerblok. Houd de hogedruk-
zijde gesloten.
▶ Schakel de vacuümpomp in om het systeem vacuüm te zuigen.
▶ Laat de vacuümpomp minimaal 15 minuten draaien of tot de aflezing
-76 cmHg (-10 Pa) is.
▶ Sluit de lagedrukzijde van het manometerblok en schakel de vacuüm-
pomp uit.
▶ Controleer of de druk 5 minuten later nog steeds hetzelfde is.
▶ Wanneer de systeemdruk verandert, zie hoofdstuk 4.1.3 voor infor-
matie betreffende de controle op lekkage.
-of-
▶ Wanneer de systeemdruk niet verandert, schroef de dop van het ven-
tiel (hogedrukventiel).
▶ Plaats de steeksleutel op dit ventiel (hogedrukventiel) en open het
ventiel door de sleutel 1/4 slag linksom te draaien. Sluit het ventiel na
5 seconden.
▶ Controleer de drukmeter gedurende één minuut om te waarborgen
dat de druk niet verandert.
De drukmeter moet een iets hogere aflezing dan de atmosferische
druk laten zien.
▶ Trek de slang van de serviceaansluiting.
▶ Gebruik de steeksleutel om de hogedruk- en de lagedrukventielen
volledig te openen.
▶ Zet de ventieldoppen van alle drie ventielen (service-aansluiting,
hoge druk, lage druk) handvast. Gebruik indien nodig een moments-
leutel om deze verder vast te zetten.
Voorbereide
kraagmoerdraad
3/8"
3/8"
5/8"
45°± 2
3/4"
R0.4~0.8
3/4"
Climate 7000i – 6721873506 (2024/12)