12. Reinigen en
bewaren
Reinig het apparaat alvorens het
voor de eerste keer te gebruiken!
GEVAAR van een elektrische
schok door vocht!
Het basisapparaat 13, het netaansluit-
snoer en de stekker 11 mogen niet in
water of andere vloeistoffen worden on-
dergedompeld.
GEVAAR door een elektrische
schok!
Trek de stekker 11 uit het stopcontact
voordat u het apparaat reinigt.
GEVAAR van verwondingen
door verbranden!
Wacht met schoonmaken, totdat het ap-
paraat is afgekoeld.
WAARSCHUWING voor materiële
schade!
Gebruik geen scherpe of schurende rei-
nigingsmiddelen.
• Reinig het apparaat na elk gebruik en ver-
wijder alle achtergebleven etensresten.
12.1 Demonteer het
apparaat
1. Trek de stekker 11 uit het stopcontact
en laat het apparaat afkoelen.
2. Trek de netaansluitsnoer 11 uit de aan-
sluiting 14 aan het basisapparaat 13.
3. Neem het deksel 5 van het apparaat
af.
4. Afbeelding A: trek de afdichtring 25
krachtig van de onderkant van het dek-
sel 5 af.
5. Neem de pan 7 uit het basisappa-
raat 13.
6. Trek de condensbak 12 uit de hou-
der 18.
12.2 Accessoires in de
vaatwasmachine
reinigen
De volgende accessoires kunnen in de vaat-
wasmachine worden gereinigd:
-
de pan 7
-
de afdichtring 25
-
de condensbak 12
-
het stoomgaar-inzetstuk 23
-
de maatbeker 24
-
de rijstlepel 22
-
de soeplepel 21
12.3 Behuizing en
stroomsnoer reinigen
Het basisapparaat 13, het deksel 5 en het
netaansluitsnoer 11 reinigt u als volgt:
1. Veeg deze onderdelen met een vochti-
ge doek (eventueel met een beetje af-
wasmiddel) af.
2. Droog alle onderdelen volledig, alvo-
rens het apparaat weer opnieuw te ge-
bruiken.
3. Let daarbij bijzonder goed op de uit-
sparingen aan de buitenrand van de
basisapparaat 13 en aan de binnen-
kant van het deksel 5.
12.4 Ventielen controleren
en reinigen
In het deksel bevinden zich twee ventielen,
die altijd schoon en vrij beweegbaar moe-
ten zijn. Ze moeten vrij doorgankelijk zijn.
Controleer de ventielen bij elke rei-
niging!
Drukindicator
• Controleer de onderkant van de drukin-
dicator 27 aan de onderkant van het
deksel 5. Deze moet vrij beweegbaar
zijn en mag niet (bijv. door levensmid-
delenresten) zijn vervuild.
19
NL
73