BEDIENINGSELEMENTEN
staan als volgt aangeven op de sticker:
«CHOK»
«LANGZAAM»
«SNEL»
– De «CHOKE» stand veroorzaakt een verrijking van het mengsel en dient alleen
te worden gebruikt bij de start met een koude motor, alléén voor zolang dit
minimaal nodig is.
– Tijdens het rijden dient er een stand tussen «LANGZAAM» en «SNEL» gekozen
te worden.
– Zet de gashendel tijdens het maaien in de «SNEL» stand.
4.3 C
ONTACTSLOT
Het contactslot heeft drie verschillende standen:
«UIT»
«DRAAIEN»
«START»
Zodra vanuit de «START» stand de sleutel losgelaten wordt, komt deze vanzelf
weer in de «DRAAIEN» stand terug.
4.4 H
ANDREM
De handrem voorkomt dat de machine gaat rijden na het parkeren. De hendel
heeft twee standen:
«A»
= Handrem uitgeschakeld
«B»
= Handrem ingeschakeld
– Om de handrem in te schakelen dient het pedaal (4.21 ofwel 4.31) volledig te
worden ingetrapt en de hendel in stand «B» gezet te worden; als de voet van
het pedaal gehaald wordt blijft het in deze lage stand staan.
– Om de handrem weer uit te schakelen dient het pedaal (4.21 ofwel 4.31) weer
te worden ingetrapt, waarna de hendel automatisch terug komt in stand «A».
bij de start met een koude motor
laagste toerental van de motor
hoogste toerental van de motor
alles uit;
alle bedieningselementen worden in werking
gesteld;
schakelt de startmotor aan.
NL 15