ONDERHOUD
6.3.3 M
ESKOPPELING EN
Tijdens het bedienen van de hendel om de
messen te ontkoppelen, wordt er gelijkertijd
een rem in werking gesteld die het draaien in
enkele seconden stopt.
Eventuele rek in de kabel en de lengtever-
schillen in de drijfriem kunnen ontkoppeling of
een onregelmatig draaien van de messen ver-
oorzaken.
Dit dient met de regelaar (1) te worden bijge-
steld totdat de juiste spanning van de veer is (2) (gemeten aan de buitenkant van de win-
dingen met ingeschakelde messen).
6.3.4 B
IJSTELLEN VAN DE REM
Indien u vaststelt dat het remvermogen niet groot genoeg is, wendt u zich best onmiddel-
lijk tot een erkend Assistentie Centrum.
6.3.5 A
FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR
Als de machine niet voldoende rijkracht ver-
toont dient de spanning van de spanningsveer
afgesteld te worden zodat de beste werkcon-
ditie herkregen wordt.
Om af te stellen opent u de motorkap; de
regelaar bevindt zich rechts van de motor.
Zet de moeren (2) aan tot u een veerlengte "A"
bekomt (1) van:
A = 119 - 121 mm (
A = 120 - 122 mm (
opgemeten aan de buitenkant van de schroefwindingen. Na het afstellen dienen de moe-
ren (2) weer vastgedraaid te worden.
–
REM AFSTELLEN
➤
in de modellen met mechanische overbrenging)
➤
in de modellen met hydrostatische overbrenging)
1
2
97 ÷ 99 mm
A
1
NL 43
2