4. Instellen van het apparaat
Opmerking: Zie de pagina's III en VIII !
4.1 Het aansluiten van het
apparaat, functiecontrole
Het apparaat wordt geleverd met de vol-
gende onderdelen:
basisapparaat, afstandsbediening (20),
patiëntenchipkaart (21 - uitsluitend bij de
versies van de ARTROMOT®-K1 met chip-
kaart), stroomkabel (zonder afbeelding),
gebruiksaanwijzing
1. Sluit de afstandsbediening (20) op de
hiervoor bestemde aansluiting (15)
aan, waarbij u stekker in de aansluiting
steekt en de bajonetsluiting sluit. (Bij
versies met patiëntenchipkaart steekt
u deze daarna in de daarvoor bestemde
gleuf van de afstandsbediening.)
2. Sluit de stroomkabel aan op de aansluit-
bus (16) op het apparaat en steek hierna
de stekker in een stopcontact met ran-
daarde (100–240 Volt, 50/60 Hertz).
3. Schakel het apparaat aan door middel
van de hoofdschakelaar (18).
4. Breng de slede als volgt in de
uitgangspositie:
ARTROMOT® -K1 zonder
patiëntenchipkaart
Druk op de knop MENU op de afstandsbe-
diening, tot u op het programmeerniveau
3 (Standardversie) resp. op het program-
meerniveau 5 (Comfortversie) aankomt.
Druk op de parameterknop 'Nieuwe pati-
ent'
.
Activeer de functie door nogmaals op de
parameterknop te drukken.
Druk op de knop START. De uitgangsposi-
tie wordt automatisch aangenomen.
ARTROMOT®-K1 met
patiëntenchipkaart
Eerste instelling bij een nieuwe patiënt
Schuif de originele patiëntenchipkaart (21)
in de afstandsbediening (20).
Druk op de knop MENU op de afstandsbe-
diening, tot u op het programmeerniveau
3 (Standardversie) resp. op het program-
meerniveau 5 (Comfortversie) aankomt.
Druk op de parameterknop 'Nieuwe patiënt'
.
Activeer de functie door nogmaals op de
parameterknop te drukken. Druk op de
knop START.
De uitgangspositie wordt automatisch
aangenomen.
Instelling met een al geprogrammeerde
chipkaart
Schuif de originele patiëntenchipkaart (21)
in de programmeringsunit (20).
Druk op de knop START.
De uitgangspositie wordt automatisch
aangenomen.
Functiecontrole
Als u de afstandsbediening zoals boven
beschreven kunt bedienen en de ARTRO-
MOT®-K1 naar de uitgangspositie beweegt
(zie de waarden van de uitgangspositie in
paragraaf 5.3 en 5.5), dan werkt het appa-
raat foutloos.
Het apparaat voert tijdens het in gebruik
zijn voortdurend intern een functiecon-
trole uit. Stuit het apparaat daarbij op een
fout, dan
− klinkt er een waarschuwingsignaal
− schakelt het apparaat onmiddellijk uit
− verschijnt er op het display de mede-
deling 'ERR' en combinatie met een
foutcode (b.v. ERR 5).
In dit geval kunt u het apparaat proberen
te herstarten door de hoofdschakelaar kort
ingedrukt te houden. Controleer hierbij,
als de slede is uitgeschakeld, of de stekker
goed aangesloten is.
181