Kans op letsel!
Als de machine na het uitschakelen
van de verbrandingsmotor wordt
verlaten, moet de contactsleutel om
veiligheidsredenen worden
verwijderd. Bewaar de
contactsleutel op een plek waartoe
alleen bevoegde personen toegang
hebben, om gebruik door kinderen
of andere personen die niet
vertrouwd zijn met de machine, te
voorkomen.
Bovendien moet voor het verlaten
van de machine altijd de handrem
worden aangetrokken. (
De verbrandingsmotor moet in de
volgende volgorde worden
uitgeschakeld:
● Rem het apparaat af totdat het stil staat.
● Maaiwerk uitschakelen. (
● Gashendel in de MIN-stand zetten.
(
8.2), (
8.3)
● Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien. De
verbrandingsmotor schakelt uit,
● Handrem aantrekken. (
● Eventueel de brandstofkraan sluiten.
(
14.8)
● De contactsleutel eruit trekken en
zodanig bewaren dat uitsluitend
bevoegde personen toegang ertoe
hebben.
136
12.4 Rijden
Waarschuwing!
Kies op ongebaande paden altijd
een lagere rijsnelheid.
Elke keer dat u van rijrichting
verandert, met name op hellingen,
moet de rijsnelheid overeenkomstig
worden verminderd.
Om een optimale koeling van de
transmissie te verzekeren moet de
rijsnelheid uitsluitend via het
aandrijfpedaal bij een maximaal
8.12)
toerental van de verbrandingsmotor
worden geregeld.
De volgende punten moeten vóór het
rijden in acht worden genomen:
● Controleer vóór elke rit of de rem goed
werkt. (
8.5)
● Hendel van de transmissievrijloop
inschakelen. (
● Breng het apparaat tot stilstand en
schakel daarna pas de keuzehendel
voor de rijrichting om.
Vooruit rijden:
8.12)
● Verbrandingsmotor starten. (
● Keuzehendel rijrichting in de voorste
stand (rijrichting vooruit) zetten. (
● Handrem loszetten, indien
aangetrokken. (
● Door het induwen van het
aandrijfpedaal wordt de rijsnelheid
geregeld en zet het apparaat zich
voorwaarts in beweging.
Achteruit rijden:
● Verbrandingsmotor starten. (
8.11)
8.14)
12.2)
8.7)
8.12)
12.2)
● Keuzehendel rijrichting in de achterste
stand (rijrichting achteruit)
zetten. (
8.7)
● Handrem loszetten, indien
aangetrokken. (
8.12)
● Door het induwen van het
aandrijfpedaal wordt de rijsnelheid
geregeld en zet het apparaat zich
achterwaarts in beweging.
12.5 Remmen
Kans op letsel!
Vóór het remmen de rijsnelheid
verlagen door het aandrijfpedaal
minder hard in te duwen.
Indien mogelijk, niet bij volle
snelheid plotseling remmen.
● Rijsnelheid verlagen.
● Rempedaal gelijkmatig induwen totdat
het apparaat tot stilstand komt.
12.6 Snijhoogte instellen
Kans op letsel!
Verstel om veiligheidsredenen de
snijhoogte alleen als het apparaat
stil staat.
● Rem het apparaat af totdat het stil
staat. (
12.5)
● Hendel snijhoogteverstelling
ontgrendelen en vasthouden. (
● De snijhoogte kan in 7 standen worden
ingesteld door de hendel
snijhoogteverstelling omhoog en
omlaag te bewegen.
● Hendel snijhoogteverstelling
vergrendelen. (
8.13)
0478 192 9912 A - NL
8.13)