7. Werkzaamheden vóór de
eerste ingebruikname
● Inhoud van de motorolie controleren.
(
14.12)
● Brandstof bijtanken. (
12.1)
● Brandstofkraan openen. (
● Bandenspanning optimaliseren.
(
14.9)
0478 192 9912 A - NL
8. Bedieningselementen
8.1 Contactslot
Aanwijzing
14.8)
De contactsleutel kan alleen
worden ingestoken en uitgetrokken
in de stand verbrandingsmotor uit
(STOP).
Het contactslot mag alleen met de
passende contactsleutel worden
bediend.
Gebruik nooit een
schroevendraaier of een soortgelijk
voorwerp.
Contactsleutel (1) in het contactslot (2)
steken.
Door te draaien aan de contactsleutel
kunnen de volgende vier posities worden
gekozen:
Verbrandingsmotor uit:
De verbrandingsmotor is
uitgeschakeld of wordt stilgelegd.
Het licht is uitgeschakeld, de
contactsleutel kan worden verwijderd.
Licht aan (bedrijf met licht):
Draaiende verbrandingsmotor:
Het licht wordt ingeschakeld, de
verbrandingsmotor loopt verder.
Uitgeschakelde verbrandingsmotor:
Het licht wordt ingeschakeld.
Ontsteking aan en
verbrandingsmotor loopt:
De ontsteking wordt
ingeschakeld, het licht is uitgeschakeld.
Na het starten springt de contactsleutel
automatisch terug in deze positie en draait
de verbrandingsmotor.
Verbrandingsmotor starten:
Wanneer aan alle
veiligheidstechnische aspecten
voor het starten is voldaan en de
contactsleutel in deze positie wordt
gedraaid, start de verbrandingsmotor.
Bij het loslaten van de contactsleutel
springt deze weer terug in de positie
"Verbrandingsmotor draait".
Aanwijzing
Bij uitgeschakelde
verbrandingsmotor wordt in de
posities "Licht aan" en "Contact
aan" na 20 seconden een
signaaltoon geactiveerd. Het
geluidssignaal geeft aan dat de
accu wordt ontladen. Contactsleutel
voor deactiveren van de
signaaltoon in positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien of
verbrandingsmotor starten.
125