Voer de stroommeting zo snel mogelijk uit. Continue metingen moeten worden
vermeden.
Als het meetbereik wordt overschreden, wordt een optisch en akoestisch alarm
weergegeven.
Voer de volgende procedure uit om gelijkstroom (A ) te meten:
Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie "10A", mA, of µA".
De tabel toont de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken.
Selecteer het meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie
µA
mA
10A
Steek de rode meetkabel in de mAµA- of 10A-testaansluiting. Steek de zwarte
meetkabel in de COM-meetbus.
Sluit nu in stroomloze toestand de
beide meetpennen in serie met het
te meten object (batterij, schakeling
enz.). De betreffende schakeling
moet hiervoor worden onderbro-
ken.
Nadat de aansluiting tot stand is
gebracht, neemt u de stroomkring
in bedrijf. De meetwaarde wordt op
het display weergegeven.
Zet na de meting de stroom in de
schakeling weer uit en verwijder
vervolgens de meetkabels van het
gemeten object. Zet de DMM uit.
Meetbereik
<6000 µA
6 mA – 600 mA
600 mA – 10 A
Meetbussen
COM + mAµA
COM + mAµA
COM + 10A
+
177