omlaag gegooid (zonder iemand te hinderen), of wordt aan het harnas meegenomen. De hulpverlener neemt de afdaalpositie
in, controleert nogmaals zorgvuldig of hij of zij veilig kan afdalen, ontkoppelt de valbeveiliging en daalt af naar het slachtoffer.
Let er te allen tijde op dat de inlopende lijn soepel het afdaalapparaat in loopt. Het afdalen kan worden begeleid door middel
van de handlier, of door de omhoog lopende lijn vast te houden. Eenmaal bij het slachtoffer aangekomen, wordt de afdaling
gestopt. De hulpverlener zet vervolgens zijn positie vast door de teruglooprem in te schakelen, of doordat hij of zij vaste
grond onder de voeten heeft bij het slachtoffer. In sommige gevallen dient de hulpverlener een extra valbeveiliging te hebben
(redundant systeem). Let op: het slachtoffer mag niet in het reddingssysteem worden overgenomen!
Training
26.
Om in noodgevallen een veilige redding te kunnen garanderen, dient de gebruiker een professionele training van een speciaal
hiervoor opgeleide trainer te volgen. De training dient onder vergelijkbare omstandigheden en met een geschikte, onafhankelijke
tweede beveiliging te worden uitgevoerd, met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften.
27. Reddingstrainingen kunnen heel veelzijdig en zeer complex worden vormgegeven en voldoen daarom niet aan de in de richtlijnen
bepaalde testmethode. Dat kan leiden tot voortijdige slijtage van het afdaalapparaat en de lijn. Oorzaken hiervoor zijn bijv.:
geringe afdaalhoogtes – de lijn loopt vaker door het apparaat; belasting over en weer door het takelsysteem en het afdaalproces
– aandrijving, koppeling en lijn worden meer belast; hoofdzakelijk eenzijdige belasting van het apparaat – aandrijving, koppeling
en lijn worden zeer sterk belast; het draaien van de handlier tegen de teruglooprem – bij overmatige krachtaanwending kan het
zijn dat de teruglooprem niet meer werkt en dat het afdaalproces wordt geblokkeerd; bovendien kunnen de gevolgen nog eens
worden versterkt door bijv. de manier waarop de gebruiker met de lijn/het apparaat omgaat en door omgevingsfactoren (invloeden
van buitenaf, vervuiling, chemische invloeden, belasting van de randen, enz.)
28. Neem de volgende gebruiksadviezen in acht: in principe kunnen de afdaal- en reddingsapparaten en de reddingslijnen worden
belast totdat de geteste afdaalwerkzaamheden 140 kg (7.500.000 joule) / 200 kg (1.500.000 joule) zijn behaald. De uiteindelijk
bereikte afdaalwerkzaamheden van de apparaten dienen na de training te worden vermeld in het logboek. Bij de maximaal
bereikte werkzaamheden dient het apparaat altijd met de betreffende notities in het logboek naar de fabrikant te worden gestuurd.
Als het apparaat hoofdzakelijk eenzijdig wordt belast, worden de maximaal bereikbare afdaalwerkzaamheden 140 kg (3.750.000
joule) / 200 kg (750.000 joule) gehalveerd.
29. De trainingen dienen zo te worden ingepland dat de maximaal bereikbare uit te voeren afdaalwerkzaamheden van het apparaat
140 kg (7.500.000 joule, resp. 3.750.000 joule volgens Punt 28) / 200 kg (1.500.000 joule, resp. 750.000 joule volgens Punt 28)
nooit overschreden worden.
30. Door de centrifugaalrem wordt het afdaal- en reddingsapparaat warm. Wanneer er meerdere trainingen achter elkaar worden
uitgevoerd, dient men tussen de trainingen door tijd in te plannen om het apparaat te laten afkoelen. Draag altijd handschoenen
om (brand)wonden te voorkomen.
31. Na afloop van de trainingen, uiterlijk na een trainingsdag, dient het afdaal- en reddingsapparaat te worden gekeurd door een
deskundige (zie Punten 6 en 8). Een apparaat mag alleen opnieuw worden gebruikt als het goedgekeurd is.
Opslag en transport van het toestel
Het verpakte toestel met lijn en toebehoren goed beschermen tegen uitwendige invloeden. Tot deze invloeden behoren o.a. extreme
hitte of koude, elektrische invloeden, vonken, intensieve zonnestraling (ultraviolette degradatie), stoten en schokken, naar beneden
vallen, scherpe of puntige voorwerpen, vochtinwerking of andere mechanische of agressieve mechanische inwerkingen. Het toestel
altijd in een daarvoor geschikte en door de fabrikant gespecificeerde verpakking vervoeren.
Reiniging
Het toestel na gebruik zo nodig reinigen. Lijn met mild, lauwwarm zeepsop afnemen, schoon spoelen en drogen.
Het drogen mag uitsluitend op natuurlijke wijze geschieden, d.w.z. de lijn mag niet direct boven een warmtebron worden opgehangen.
Het afdaaltoestel opslaan in een droge, goed geventileerde en donkere ruimte. Contact met zuren, bijtende vloeistoffen en oliën
vermijden.
Neem vóór het gebruik van desinfectiemiddelen contact op met de fabrikant voor de complexe toepassingen van het product
volgens de specifieke toepassingen en ingrediënten.
Accessoires
Opmerking: Om een negatieve invloed op de veiligheidsfunctie van de valbeveiligingen te voorkomen, mogen alleen door de
fabrikant goedgekeurde accessoires (bijv. reddingsklemmen volgens DIN 19428:2018, beschermkappen enz.) worden gebruikt. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor schade aan lijf en leden van de gebruiker als hij niet-goedgekeurde accessoires gebruikt.
NEDERLANDS
45