7. Voorbereiding en ingebruikneming
Let op:
Neem eerst alle beschikbare sensoren (combisensor en evt. voorhanden
buitensensoren) in gebruik (batterijen plaatsen), pas daarna het basisstation
zelf.
Als u dit in een andere volgorde doet, kan het gebeuren dat het basisstation de
voorhanden sensoren niet herkent!
Het is principieel aan te raden dat u het basisstation met alle sensoren (bijgeleverde combisensor
en evt. voorhanden bijbehorende buitensensoren) eerst in een ruimte uitprobeert voor u de sensoren
in de open lucht monteert.
De afstand tussen het basisstation en de sensoren moet echter minstens 2 m bedragen
om interferenties te vermijden. Plaats de sensoren niet naast elkaar, maar verdeel ze in
de ruimte (b.v. als u meerdere bijkomende sensoren gekocht hebt).
Als u na de montage van de sensoren vaststelt dat b.v. een van de sensoren niet ontvangen wordt,
dan kan er met zekerheid vanuit gegaan worden dat de ontvangst te slecht is (en dat de sensor(en)
geen defect heeft (hebben)).
Door eerst deze functietest uit te voeren zorgt u ervoor dat u achteraf geen tijd verliest door lang te
zoeken naar de oorzaak van de fout.
a) Ingebruikneming van de combisensor
• Open de behuizing van de combisensor. Draai eerst de
onderste behuizingsafdekking, zoals rechts afgebeeld, een
stuk in de richting van de pijl (1), trek daarna de
behuizingsafdekking voorzichtig naar onderen toe af (2).
• Voor de montage op een mast hebt u twee mogelijkheden:
1. Eigen montagemast, b.v. uit de bouwmarkt
2. Optioneel verkrijgbare passende montagemast (niet
inbegrepen in de levering, moet afzonderlijk besteld wor-
den)
Afbeelding 1
131