All manuals and user guides at all-guides.com
5.10 Stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging zorgt ervoor dat het ver-
mogen van het hydraulisch systeem de bewegin-
gen van het stuur ondersteunt. Dit maakt het
makkelijker de machine te besturen als de motor
op volle kracht werkt (vol gas).
Als het toerental van de motor lager wordt, ver-
mindert het effect van de stuurbekrachtiging.
5.11 Bedieningstips
Zorg altijd dat er voldoende olie in de motor aan-
wezig is. Dat geldt met name bij het rijden op hell-
ingen.
Zie "5.3".
Wees voorzichtig bij het rijden op hell-
ingen. Start of stop niet plotseling wan-
neer u een helling op- of afrijdt. Rijd
nooit dwars over een helling. Rijd van
boven naar beneden en van beneden
naar boven.
Rijd niet met de machine op een helling
met een grotere hellingshoek dan 10º.
Neem gas terug op hellingen en als u
scherpe bochten maakt om te
voorkomen dat de machine kantelt of u
de controle over de machine verliest.
Draai bij rijden in de hoogste versnel-
ling en bij vol gas het stuur niet volledig
naar één kant. De machine kan dan
kantelen.
Blijf met uw handen uit de buurt van de
stuurbekrachtiging en de zittinghouder.
U kunt bekneld raken en verwondingen
oplopen. Rijd nooit met de machine als
de motorkap open is.
5.12 Stoppen
Zorg dat de PTO wordt ontkoppeld. Trek de par-
keerrem aan.
Laat de motor 1 tot 2 minuten stationair draaien.
Zet de motor af door de contactsleutel om te draa-
ien.
Als u de machine onbeheerd achterlaat,
verwijder dan de contactsleutel.
Direct na het uitzetten kan de motor
nog zeer heet zijn. Raak nooit de demp-
er of andere motoronderdelen aan. Dit
kan ernstige brandwonden veroorzak-
en.
NEDERLANDS
5.13Brandstofsysteem ontluchten.
Als er lucht in de brandstofleidingen is gekomen,
moet het brandstofsysteem handmatig worden
ontlucht. De lucht kan op de volgende manier in
het systeem zijn gekomen:
• Na stoppen vanwege brandstofgebrek.
• Na vervanging van het filter.
• Na het aftappen van de waterscheider.
• Na reparaties aan het brandstofsysteem.
Probeer nooit te ontluchten door de
motor te laten lopen met de startmotor.
Dan zou de startmotor worden bescha-
digd.
Ontluchten gaat als volgt:
1. Zorg dat de brandstoftank is gevuld.
2. Open alle kraantjes in het brandstofsysteem.
3. Gebruik de handpomp (9:V) om alle lucht uit
het brandstofsysteem te pompen.
4. Probeer te starten. Start de motor niet, ga dan
door met ontluchten zoals hierboven is behan-
deld.
5.14 Reiniging
Om het gevaar op brand te verkleinen
de motor, de demper, de accu en de
brandstoftank vrijhouden van gras,
bladeren en olie.
Controleer de machine ook regelmatig
op olie- en/of brandstoflekkage.
Spuit nooit water of lucht met een hoge-
drukreiniger tegen de radiatorvinnen.
Daardoor zou de radiator worden be-
schadigd.
Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen
gelden de volgende richtlijnen:
• Als u een hogedrukreiniger gebruikt, richt de
straal dan niet direct op asafdichtingen, elek-
trische onderdelen of hydraulische kleppen.
• Richt geen waterstralen rechtstreeks op de mo-
tor.
• Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
• Reinig de radiator (13:D) en de oliekoeler
(13:E) met een zachte borstel. Grote voorwer-
pen kunt u met de hand verwijderen. Als de ra-
diator of koeler ernstig is vervuild, gebruik dan
een beetje stromend water met een geschikt
reinigingsmiddel.
Spuit nooit water of lucht met een hoge-
drukreiniger tegen de radiatorvinnen. Daar-
door zou de radiator worden beschadigd.
NL
111