All manuals and user guides at all-guides.com
Vergrendelen:
Draai de snelheidsregelaar naar voren.
Terugzetten:
Draai de snelheidsregelaar naar achter.
3.4.9 Stuur (1:T)
Verstel het stuurwiel niet tijdens het ri-
jden.
Het stuur kan lager of hoger worden gezet en de
hoek kan worden aangepast.
Stuur hoger of lager zetten:
Draai de knop (1:S) op de stuurkolom los en zet het
stuur op de gewenste hoogte. Draai de knop weer
vast.
Hoek instellen:
Draai de knop (1:C) op de zijkant van het stuurhuis
los en zet het stuur in de gewenste hoek. Draai de
knop weer vast.
3.4.10Gashendel (1:X)
Voor het instellen van het toerental van de motor.
Vol gas - geef altijd vol gas als u met de
machine aan het werk bent.
Stationairloop.
3.4.11 Contactslot (1:V)
Het contactslot wordt gebruikt om de motor te
starten en uit te schakelen.
Vier standen:
Voorverwarmen: De cilinders worden
voorverwarmd voordat u de motor start.
Gebruik deze stand bij lage omgeving-
stemperatuur maximaal 5 seconden voor-
dat u de motor start.
Stoppen: De motor wordt uitgezet. De
sleutel kan verwijderd worden.
Rijden: Wordt tijdens starten overgesla-
gen. Wordt gebruikt als motor loopt.
Starten: De elektrische startmotor wordt
geactiveerd op het moment dat de sleutel
in de veerbelaste startstand wordt ge-
draaid. Laat de sleutel teruggaan naar de
rijstand wanneer de motor gestart is.
NEDERLANDS
3.4.12 Cruise control (2:N1)
Schakelaar om de cruise control te activeren.
Cruise control vergrendelt het pedaal (1:N) in de
ingetrapte stand.
1. Trap het pedaal in tot de gewenste snel-
heid is bereikt. Druk daarna op het voorste
gedeelte van de schakelaar om de cruise
control te activeren. Het symbool licht op.
2. Schakel de cruise control uit door het
pedaal (1:P) te ontgrendelen of door op
het achterste gedeelte van de schakelaar te
drukken.
3.4.13 Schakelaar (2:G1)
Deze schakelaar bedient de elektrische
regeling voor de maaihoogte van het
maaidek.
De schakelaar bedient het contact (1:G)
met omschakeling van de polariteit.
3.4.14 PTO1 (zie afb. 2)
Hendel voor in- en uitschakelen van de aandrijving
van aan de voorzijde gemonteerde accessoires.
Twee standen:
1. Druk op het voorste deel van de schake-
laar - de PTO wordt geactiveerd. Het sym-
bool licht op.
2. Druk op het achterste deel van de
schakelaar - de PTO wordt gedeactiveerd.
Machines met riemaandrijving van PTO:
De schakelaar activeert een magnetische kop-
peling die het motorvermogen overbrengt op de
PTO-poelie bij het knikmechanisme. Alleen voor
het rijden met aan de voorzijde gemonteerde ac-
cessoires.
Machines met hydraulisch aangedreven PTO:
Zet de gashendel op ongeveer 1/4 van voordat u
de hydraulische PTO activeert. Zo voorkomt u
onnodige drukverhogingen in het hydraulische
systeem.
De schakelaar activeert een klep die het vermogen
van de hydraulische pomp overbrengt op de ger-
eedschapslift aan de voorzijde.
Het vermogen wordt dan via de hydraulische aans-
luiting (1:PTO) hydraulisch op het gereedschap
overgebracht.
3.4.15 Schakelaar (2:O1)
De schakelaar heeft drie standen en kan
12V
bijvoorbeeld voor de zandstrooier worden
gebruikt.
De schakelaar bedient contact (5:O).
3.4.16Schakelaar (2:P1)
De schakelaar heeft drie standen en kan
bijvoorbeeld worden gebruikt om een aan
de achterzijde gemonteerde verticuteerder
in hoogte te verstellen.
De schakelaar bedient contact (5:P).
NL
105