All manuals and user guides at all-guides.com
NL
Omlaag brengen. Het gereedschap gaat
onafhankelijk van het gewicht naar
beneden. De daalsnelheid kan met een
knop (4:X) worden ingesteld. De kracht
bij het dalen is afhankelijk van het ge-
wicht van het gereedschap en van de hy-
draulische druk die bij het dalen wordt
gebruikt.
Vergrendelen in transportstand. De
hendel staat in de neutrale stand na het
omhoog en omlaag brengen. Het gereed-
schap is vergrendeld in de transport-
stand.
Omhoog brengen. Verplaats de hendel
naar de achterste stand tot het gereedsc-
hap in de hoogste stand staat (transport-
stand). Laat dan de hendel los om het
gereedschap in de transportstand te ver-
grendelen.
3.4.2 Daalsnelheid regelen (4:X)
De daalsnelheid is regelbaar met een draaiknop.
De snelheid moet worden aangepast aan het ge-
wicht van het gemonteerde gereedschap.
Daalsnelheid verhogen:
Ontgrendel de moer (4:Y) en draai de knop link-
som.
Daalsnelheid verlagen:
Ontgrendel de moer (4:Y) en draai de knop rech-
tsom.
De draaiknop moet met de moer in de gekozen
stand worden vergrendeld.
3.4.3 Hydraulische besturing (1:L1)
Deze hendel bedient bepaalde functies, afhankelijk
van het gemonteerde gereedschap.
Deze hendel werkt alleen als de motor loopt en de
hydraulische slangen van het gereedschap met de
hydraulische aansluiting (1:L) zijn verbonden.
3.4.4 Hydraulische besturing (1:R1)
Deze hendel bedient bepaalde functies, afhankelijk
van het gemonteerde gereedschap.
Deze hendel werkt alleen als de motor loopt en de
hydraulische slangen van het gereedschap als volgt
zijn aangesloten:
• Gereedschap aan de voorzijde op de hy-
draulische aansluiting (1:R).
• Gereedschap aan de achterzijde op de hy-
draulische aansluiting (5:Re).
Beide bovengenoemde hydraulische aansluitingen
zijn parallel verbonden.
104
NEDERLANDS
3.4.5 Noodrem / parkeerrem (1:P)
Het rempedaal mag tijdens het werken
nooit ingedrukt zijn. Daardoor kan
oververhitting in de aandrijving en de
rem optreden.
Het pedaal heeft de volgende
functies:
• Tijdens het gebruik. Noodrem.
• Stilstaand. Parkeerrem.
3.4.6 Vergrendeling, parkeerrem (1:Q)
De vergrendeling vergrendelt het pedaal
(1:P) in de ingetrapte stand. Deze functie
wordt gebruikt om de machine te vergren-
delen op hellingen, tijdens transport enz.
als de motor niet loopt.
Vergrendelen:
1. Druk het pedaal (1:P) geheel in.
2. Draai de vergrendeling naar voren.
3. Laat het pedaal los.
Ontgrendelen:
1. Druk het pedaal (1:P) geheel in.
2. Draai de vergrendeling naar achter.
3. Laat het pedaal los.
3.4.7 Rijden / bedrijfsrem (1:N)
Als de machine niet remt zoals ver-
wacht als het pedaal wordt losgelaten,
moet het linkerpedaal (1:P) als
noodrem worden gebruikt.
Het pedaal regelt de overbrengingsverhouding tus-
sen de motor en de aangedreven wielen (= de snel-
heid). Wanneer het pedaal omhoog staat, wordt de
bedrijfsrem geactiveerd.
1. Pedaal voorwaarts
de machine gaat vooruit.
2. Pedaal onbelast – de machine
staat stil.
3. Pedaal naar achter –
de machine gaat achteruit.
4. Minder druk op het pedaal –
de machine remt.
De maximumsnelheid kan met de vergrendeling
(1:E) worden verlaagd voor een optimale werk-
snelheid.
3.4.8 Snelheidsvergrendeling (1:E)
Het snelheidsbereik kan worden beperkt door met
de vergrendeling (1:E) het pedaal van de bedrijfs-
rem (1, 1:N) te stoppen.
Door het activeren van de snelheidsbegrenzer kan
een optimale maximumsnelheid voor het werken
met gereedschap worden ingesteld.