Waarborg dat de gasregelaar, de koppelinghendel en
het toestel reglementair werken.
Gebruik geen toestel, waarbij zich de gasregelaar niet
laat bedienen. Beschadigde gasregelaars moeten direct
door de klantenservice worden gerepareed of vervangen.
De motor van het toestel wordt met benzine of olie gevuld
geleverd. Vul het toestel zoals onder "Tanken" is
beschreven.
Let bij het startproces erop, dat de hakwerktuigen vrij
kunnen draaien.
Starten bij koude motor
Stelt u zich achter het toestel tussen de handgrepen.
Schuif de gasregelaar (14) op positie
Trek de startkabel aan de starthendel (19) langzaam tot
aan de weerstand eruit en trek dan snel en krachtig door.
Voor een eenvoudig starten kunt u de startkabel in de
houder (20) inhangen.
Trek de startkabel niet geheel eruit en laat de startgreep
niet terug op de motor slaan.
Herhaal dit proces tot de motor start.
Nadat de motor is gestart en rustig draait, schuif langzaam
de gasregelaar op positie
Laat de motor een halve minuut warm draaien, alvorens u
met het werken begint.
Stoppen van de motor
Schuif de gasregelaar (14) op positie
Starten bij warme motor
Start het toestel zoals onder „Starten bij koude
motor" is beschreven, maar schuif de gasregelaar ca. 1/3
in de bedrijfspositie
.
.
Vóór werkbegint
Houdt u vóór werkbegin rekening met:
U mag dit toestel niet in bedrijf nemen, alvorens u deze
gebruiksaanwijzing heeft gelezen en alle vermelde
aanwijzingen in acht heeft genomen.
Zorg voor een veilige en opgeruimde werkplaats. Verwijder
voorwerpen die weggeslindert kunnen worden uit het
werkbereik.
Ga voor aanvang van de werkzaamheden na of:
− de arbeidswerktuigen en bouten niet zijn versleten of
beschadigd. Om een onbalans te voorkomen, mogen
versleten of beschadigde arbeidswerktuigen en bouten
slechts per set worden vervangen.
− de hakwerktuigen in reglementaire toestand zijn
All manuals and user guides at all-guides.com
.
.
.
− of alle schroeven goed zijn vastgedraaid
− sich im Nahbereidch keine weiteren Personen (Kinder)
oder Tiere aufhalten
− u zonder hinder van obstakels kunt terugwijken
− een veilige houding is aangenomen.
Werken met de motorhakfrees
Het toestel kan voor het omspitten en loswerken van
bodems worden toegepast.
Gevaar
van
verwondingen
onderdelen!
Let erop dat de veiligheidsafdekking en de hakwerktuigen
reglementair zijn aangebracht.
Handgreep – bedienhoogte instellen
Stel de handgreep voor werkbegin op de gewenste
bedienhoogte in.
Maak de schroefven (45) los.
Breng de handgreep (10) in positie en trek de schroeven
weer vast aan.
Hakspoorn instellen
De hakspoorn remt de vooruitsnelheid en regelt de werkdiepte
van de hakwerktuigen. Hoe dieper de hakspoorn is ingesteld, des
te dieper kunnen zich de hakwerktuigen door de grond graven.
Trek de veerstekers (44) en de bout (43) eruit.
Schuif de hakspoorn (4) in de gewenste positie en breng de
bout en de veersteker weer aan.
Stel de werkdiepte in overeenstemming met de
bodemverhoudingen in. De in de tabel vermelde instellingen zijn
slechts richtwaarden.
Grote werkdiepte bij:
Zanderige licht leemachtige gronden
Regelmatig loswerkte gronden
Gemiddelde werkdiepte bij:
Zeer droge/nate zanderige en licht leemachtige gronden
Zelden losgewerkte gronden
Lage werkdiepte bij:
Zeer leemachtige en kleiachtige gronden
Harde en stenige gronden
Werk bijzonder voorzichtig bij deze bodemverhoudingen.
Reduceer het werktempo en houdt het toestel goed vast.
Wees bijzonder oplettend!
Bij het bewerken van sterk waterhoudige leemachtige en
kleiachtige gronden kan het gebeuren, dat zich de grond
verdicht en het wegvloeien van water wordt voorkomen.
Stel een geringe werkdiepte in, wanneer de motor
wordt overbelast (motortoerental daalt en motorgeluid
verandert zich).
door
rondvliegende
127