GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Voorzorgen tijdens de inrijperiode
Maximale snelheid (afb. 31)
Snelheid tijdens het inrijden en het normale rijden:
1) Tot 1000 km;
2) van 1000 tot 2500 km.
Tot 1000 km
TOT
A
P
M
M
TRIP
van 1000 tot 2500 km
-1
1000
MIN
x
¡C
¡F
afb. 31
Tot 1000 km
Tijdens de eerste 1000 km dient men de kilometerteller in
het oog te houden: dit zijn de snelheden die absoluut niet
mogen worden overschreden:
-1
5.500÷6.000 min
.
Tijdens de eerste inrij-uren van de motor, is het
aangeraden de lading en het toerental voortdurend te
wijzigen, binnen de voorgeschreven limieten.
Bijzonder goed hiervoor geschikt zijn wegen met veel
bochten en hellingen waarop de motor, de remmen en de
ophangingen goed kunnen inlopen.
Voorzichtigheid is geboden tijdens de eerste 100 Km, met
name tijdens het remmen: niet bruusk en lang remmen
om het wrijvingsmateriaal op de remblokjes de kans te
geven gelijkmatig af te slijten.
Om alle mechanische onderdelen tegelijkertijd de kans te
geven hun bewegingen op elkaar af te stemmen en de
duurzame werking van de belangrijkste motoronderdelen
niet in gevaar te brengen, raden wij u aan niet abrupt te
versnellen en de motor niet te lang op het hoogste
toerental te laten draaien, vooral niet op hellingen.
Wij raden bovendien aan de ketting vaak te controleren en
indien nodig te smeren.
Van 1000 tot 2500 Km
Men kan de prestaties van de motor nu gaan opdrijven
maar nooit meer dan 7.000 min
-1
.
37
NL