11. Configuratie
a) Eenheid voor de temperatuuraanduiding kiezen (°C of °F)
Voor alle aanduidingen kunt u omschakelen tussen de eenheden °C en °F.
• Druk lang op de toets "SELECT".
• De eenheid zal bij beide velden veranderen. Bij de aanduiding graden Celsius verschijnt
de eenheid "°C", bij graden Fahrenheit de eenheid "°F".
b) Alarmwaarden voor de temperatuur instellen
Voor elke sensor kunt u een onderste en/of bovenste temperatuurgrens instellen. Als deze
temperatuurgrens onder- of overschreden wordt, zal er een temperatuuralarm plaatsvinden.
• Bij de fabrieksinstelling zijn er geen temperatuurgrenzen ingesteld (het
temperatuuralarm is gedeactiveerd).
• Het instelbare bereik gaat van -29,9°C tot +79,9°C.
Dit is onafhankelijk van het type van de sensor. Houd daarom bij de
instelling van de betreffende grenswaarde rekening met de mogelijke
temperatuurgrenzen van de sensor.
• Als u alleen een onderste of bovenste waarde wilt instellen, moet u ervoor
zorgen dat de andere waarde inactief is ("– – .–").
Deze inactieve aanduiding volgt na de waarde +79,9°C.
• Het temperatuuralarm geldt alleen voor de sensoren die momenteel actief
zijn (dus in veld A en B weergegeven worden).
Als de temperatuur van een sensor die niet weergegeven wordt hoger of
lager is dan de ingestelde alarmwaarde, zal er geen alarm plaatsvinden.
1. Onderste alarmwaarde voor de temperatuur instellen
• Druk tegelijkertijd lang op de toetsen "SENSOR" en "MIN MAX".
• Nu zal de onderste temperatuurgrens verschijnen van de sensor die aan veld A toegekend
werd (eronder zal "LO" staan).
• Als u de onderste grenswaarde van een andere sensor wilt instellen, moet u zo vaak kort
op de toets "SENSOR" drukken tot in veld B de gewenste sensor verschijnt.
Er is af fabriek geen temperatuurgrens ingesteld (de aanduiding "– – .–"
verschijnt).
114
All manuals and user guides at all-guides.com