NL
• Passen schouder en borst (zie afbeelding B-D):
1. Breng de schouderriemen (1) van het harnas aan over uw schouders
2. Breng de armen aan door de schouderriemen zodat het dorsale
verbindingspunt (A) (10) zich achteraan bevindt
Opmerking: Zorg ervoor dat het harnas niet "binnenstebuiten" is gedraaid,
door te controleren dat de D-ring van het dorsale verbindingspunt (A) (10) zich
het meest aan de buitenzijde bevindt.
3. Sluit de borstriem (2) door het mannelijke einde in de vrouwelijke connector
aan te brengen, en pas aan door het open einde van de gordel aan te trekken
of te lossen
4. Pas de borstriemschuivers (3) van het harnas naar boven of naar onder toe
aan
Opmerking: De borstriem die dwars over het sternum te lopen. Hij mag niet
diagonaal over of in de buurt van de keelzone lopen.
• Passen van de benen (zie afb. E-F):
1. Sta rechtop, breng de beenriemen (8) aan, en zorg ervoor dat ze niet gedraaid
zijn.
2. Reik naar achteren en breng de eerste beenriem tussen uw benen naar voren
3. Maak de beenriemgesp (9) vast door de Y-schuiver door de vierkante
connector aan te brengen zodat beide delen vlak bovenop elkaar zitten en
in elkaar grijpen
4. Herhaal deze procedure aan de andere zijde
5. Pas de beenriemen aan door het einde van de gordel door de riemschuiver
te trekken tot het geheel goed past en het gordelmateriaal comfortabel zit, zo
hoog mogelijk, tussen de binnenzijde van het been en het kruis. Los en pas
opnieuw aan tot de juiste passing is verkregen.
WAARSCHUWING: Het correct aanbrengen van de beenriemen (8) is van
primordiaal belang voor de veilige en effectieve werking van het harnas. Indien
het gordelmateriaal gedraaid zit of indien de beenriemen niet correct zijn
aangepast in de kruiszone kan dat aanleiding geven tot ernstig letsel.
• Passen heupriem (zie afb. G-H):
1. Sta rechtop, breng beide einden van de heupriem (6) aan, en zorg ervoor dat
ze niet gedraaid zijn.
2. Maak de heupriemgesp (7) vast door de Y-schuiver door de vierkante
connector aan te brengen zodat beide delen vlak bovenop elkaar zitten en
in elkaar grijpen
3. Pas de heupriem aan door het einde van de ziel door de gesp te trekken tot
het geheel goed past.
Opmerking: Bevestig de comfortabele en toch aangespannen passing van
het harnas door te hurken en door uw armen boven het hoofd te plaatsen. De
gebruiker dient in staat te zijn om op comfortabele wijze te bewegen en de
werkpositie te bereiken, zonder dat het harnas de beweging beperkt.
Verbinding met andere componenten van het
valbeveiligingsysteem
WAARSCHUWING: Karabijnhaken en andere connectoren dienen STEEDS
gebruikt te worden met de brug gesloten en volledig vergrendeld. Er wordt
verwezen naar de instructies van de fabrikant van de connector voor de gepaste
verificatie- en inspectieprocedure.
WAARSCHUWING: De totale lengte van een met een energieabsorberende
eenheid verbonden lijn mag niet groter zijn dan 2 m.
• Gebruik het dorsale verbindingspunt (A) (10) om een verbinding tot stand te
brengen met de schokbreker of de schokbreker/lijn-combinatie met behulp
van een geschikte karabijnhaak.
• Gebruik het sternale verbindingspunt (A/2) (5) om een verbinding te maken
met een mobiele valbeveiliging en andere touwtoegangsystemen volgens
EN 363
Speling
Vrije valhoogte (afb. II):
• Voorafgaand aan het gebruik is het van essentieel belang om de speling of
vrije ruimte te controleren die nodig is onder de gebruiker. Deze speling dient
voldoende te zijn om te voorkomen dat de gebruiker de grond of een ander
obstakel raakt indien er een val zou gemaakt worden.
38
Zwaivallen (afb. III):
WAARSCHUWING: De kracht waarmee men een object raakt tijdens een
zwaaival kan ernstig letsel of de dood veroorzaken.
• Een slingerval doet zich voor wanneer de verankering niet rechtstreeks boven
het punt is gelokaliseerd waar een val zich voordoet.
• Minimaliseer de kans op een zwaaival door zo dicht mogelijk bij het
verankeringspunt te werken.
• Zorg ervoor dat u niet in een situatie terechtkomt waarin een zwaaival zich zou
kunnen voordoen en dit aanleiding zou kunnen geven tot letsel.
Opmerking: het risico op zwaaivallen vergroot de speling beduidend die vereist
is wanneer er gebruik wordt gemaakt van een zelfintrekkende vallijn of een
ander verbindingsysteem met variabele lengte.
Verbinding met werkpositioneer- or begrenzingsystemen
Opmerking: Dit harnas is uitgerust met een heupriem (6) en met
Laterale Verbindingspunten (11) die het gebruik ervan mogelijk maken in
werkpositioneringsystemen teneinde een ondersteuning te bieden. Gebruik een
valbeveiligingsysteem indien op hoogte gewerkt wordt.
• De laterale Verbindingspunten (11) zijn ontworpen om ofwel de gebruiker
in een bepaalde positie te houden tijdens het werk (opgehangen
werkzaamheden), of om te voorkomen dat de arbeider een zone betreedt
waar een val mogelijk is (begrenzing verplaatsing, lusprincipe, zie afb. IV)
• De laterale Verbindingspunten mogen ENKEL gebruikt worden om een
verbinding tot stand te brengen met een positioneringsysteem. Maak GEEN
verbinding met een valbeveiligingsysteem.
• Gebruik STEEDS de twee laterale D-ringen samen door een geschikte
positioneringsvallijn ertussen aan te brengen.
• Er dient een steunoppervlak voor de voeten aanwezig te zijn voor een
comfortabele werkpositie.
• De beweging dient beperkt te zijn tot een maximum van 0,6 m, en de vallijn
dient constant onder trekspanning geplaatst te zijn (zie afb. V)
WAARSCHUWING: In gevallen waarin connectoren slecht gepositioneerd
zijn, kunnen de D-bevestigingsringen als hefboom werken op de brug van een
karabijnhaak en die beschadigen wanneer het touw plots onder spanning wordt
geplaatst. Zorg ervoor dat de connectoren STEEDS veilig gepositioneerd blijven
tijdens het gebruik.
Verankeringsvereisten (afb. IV)
• De minimale sterkte van welke verankering dan ook dient 10 kN te bedragen
in overeenstemming met EN795
• Controleer de verankering op eventuele tekenen van schade
• Zoals alle valbeveiliginguitrusting dienen verankeringen het onderwerp uit
te maken van regelmatige inspecties door een competente persoon. Voer ten
minste driemaandelijks een inspectie uit en registreer de bevindingen in een
voorbehouden onderhoudslogboek
• Controleer of de karabijnhaak de correcte afmetingen bezit voor de te
gebruiken verankering. Indien de karabijnhaak te klein is, maak dan gebruik
van een verankeringstrop om de verankering te verbinden
Verankeringspositie
WAARSCHUWING: De verankering voor een werkpositionering dient ter
hoogte van of boven het middel gepositioneerd te zijn.
• De verankering van het valbeveiligingsysteem dient bij voorkeur
gelokaliseerd te zijn boven de positie van de gebruiker
Gebruik als onderdeel van een valbeveiligingsysteem
• Verankeringen die geselecteerd zijn voor valbeveiligingsystemen dienen in
staat te zijn om een statische belasting op te nemen die wordt uitgeoefend in
de richtingen die toegestaan zijn door het systeem, van ten minste:
• 22 kN voor niet-gecertificeerde verankeringen
• 2 x de maximum valkracht voor gecertificeerde verankeringen
• Indien meer dan één systeem is verbonden met een enkele verankering,
dient de vereiste sterkte vermenigvuldigd te worden met het aantal
systemen dat verbonden is