7. MIG-MAG WERKINGSMODI
7.1 Werking in de handmatige modus
Instellen handmatige modus (Fig. L-1)
De gebruiker kan de volgende lasparameters aanpassen (Fig. L-2):
-
: lasspanning;
-
: voedingssnelheid van de draad;
-
: Post-gas. Hiermee kan worden ingesteld hoe lang er beschermgas
uitstroomt nadat het lassen is gestopt.
-
: Elektronische reactantie. Een hogere waarde geeft een warmer
smeltbad;
-
: Burn-back. Hiermee kan de verbrandingstijd van de draad nadat het
lassen is gestopt worden ingesteld;
-
: Soft-start. Hiermee kan de snelheid van de draad aan het begin van het
lassen worden ingesteld om de ontsteking van de boog te optimaliseren.
In het bovenste deel van het display worden de werkelijke lasgrootheden weergegeven
(snelheid draad, lasstroom en lasspanning).
7.1.1 Instellen van de parameters met spool gun (alleen versie met enkele toorts)
In de handmatige modus worden de voedingssnelheid van de draad en de lasspanning
apart geregeld. De knop op de spool gun (Fig. I-5) regelt de snelheid van de draad,
terwijl de lasspanning wordt geregeld via het display.
7.2 Werking in de synergetische modus.
Instellen synergetische modus (Fig. L-3).
Als de knop C-5 minstens 3 seconden ingedrukt wordt gehouden, wordt er een
menu geopend voor het instellen van parameters zoals materiaal, draaddiameter,
type gas. (Fig. L-4). Het lasapparaat wordt automatisch ingesteld op de optimale
werkingsomstandigheden die zijn bepaald door de verschillende opgeslagen
synergetische curves. De gebruiker hoeft alleen de dikte van het materiaal te
selecteren om te kunnen beginnen met lassen.
De gebruiker kan bovendien de volgende lasparameters aanpassen (Fig. L-5):
-
: Correctie van de boog ten opzichte van de vooraf ingestelde spanning.
-
: voedingssnelheid van de draad.
-
: dikte van het materiaal.
-
: Lasstroom.
-
: Correctie elektronische reactantie ten opzichte van de vooraf ingestelde
waarde.
-
: Correctie burn-back. Hiermee kan de verbrandingstijd van de draad als
het lassen stopt worden gecorrigeerd ten opzichte van de vooraf
ingestelde tijd.
-
: Post-gas. Hiermee kan worden ingesteld hoe lang er beschermgas
uitstroomt nadat het lassen is gestopt.
-
: Geleidelijke afname van de lasstroom (SLOPE DOWN). Hiermee kan
de stroom geleidelijk worden verminderd wanneer de toortstoets wordt
losgelaten.
Let op: de parameters lasstroom, voedingssnelheid van de draad, dikte van het
materiaal zijn met elkaar verbonden volgens een synergetische curve.
In het bovenste deel van het display worden de werkelijke lasgrootheden weergegeven
(snelheid draad, lasstroom en lasspanning).
7.2.1 ATC-modus (Advanced Thermal Control)
Wordt automatisch geactiveerd wanneer de ingestelde dikte minder dan of gelijk is
aan 1,5 mm.
Beschrijving: de bijzondere onmiddellijke regeling van de lasboog en de hoge
correctiesnelheid van de parameters verminderen de stroompieken die de Short
Arc transfermodus kenmerken, waardoor er minder warmte naar het te lassen
werkstuk wordt toegevoerd. Het resultaat is aan de ene kant minder vervorming van
het materiaal en aan de andere kant een vloeiende en precieze overdracht van het
toevoegmateriaal waardoor een makkelijk te modelleren lasnaad ontstaat.
Voordelen:
- zeer makkelijk lassen op dunne gedeelten;
- minder vervorming van het materiaal;
- stabiele boog, ook bij lage stroom;
- snel en precies puntlassen;
- metaalplaten met afstand ertussen kunnen makkelijker aan elkaar worden bevestigd.
7.2.2 Gebruik van de spool gun (alleen versie met enkele toorts)
Alle instelmodi (materiaal, diameter draad, type gas) werken zoals hierboven staat
beschreven.
De knop op de spool gun (Fig. I-5) regelt de snelheid van de draad (en tegelijkertijd de
lasstroom en de dikte). De gebruiker hoeft alleen de boogspanning te corrigeren via
het display (als dat nodig is).
7.3 Werking in de AB Pulse-modus
Instellen pulse-modus (Fig. L-6).
Als de knop C-5 minstens 3 seconden ingedrukt wordt gehouden, wordt er een
menu geopend voor het instellen van parameters zoals materiaal, draaddiameter,
type gas. (Fig. L-4). Het lasapparaat wordt automatisch ingesteld op de optimale
werkingsomstandigheden die zijn bepaald door de verschillende opgeslagen
synergetische curves. De gebruiker hoeft alleen de dikte van het materiaal te
selecteren om te kunnen beginnen met lassen.
Ten opzichte van de synergetische modus zijn er twee extra parameters beschikbaar:
: Beginstroom.
-
-
: Duur van de beginstroom. Door deze parameter op nul in te stellen, wordt
de beginstroom uitgeschakeld.
7.4 Werking in de AB PoP-modus (PULSE on PULSE)
Instellen pulse-modus (Fig. L-7).
In de PoP-modus is pulslassen mogelijk met 2 stroomniveaus (I
duur van respectievelijk T2 en T1.
Ten opzichte van de PULS-modus zijn de volgende extra variabelen beschikbaar:
-
: Secundaire lasstroom;
-
: Secundaire correctie van de boog ten opzichte van de vooraf ingestelde
spanning;
-
: secundaire voedingssnelheid van de draad;
-
: secundaire dikte van het materiaal;
-
: duur van de stroom I
-
: duur van de stroom I
7.5 Werking in de ROOT MIG-modus
Instellen ROOT MIG-modus (Fig. L-8).
De beschikbare parameters zijn dezelfde als in de synergetische modus (zie 7.2).
7.6 Instellen toorts T1, T2, T3 (alleen versie met 3 toortsen)
Het gebruik van de toorts T1, T2, T3 kan op twee manieren worden ingesteld:
- door ten minste een seconde de knop van de toorts die u wilt gebruiken in te drukken
totdat het bijbehorende pictogram wordt geselecteerd;
- door de toorts te selecteren via het menu INSTELLINGEN (zie hoofdst. 13.5).
Let op: door de twee toetsen tegelijkertijd in te drukken (Fig. C-2 en Fig. C-3) worden
de instellingen van alle 3 de toortsen weergegeven.
Om optimale lassen te verkrijgen, wordt aangeraden om de juiste combinatie van
toorts, draadtrekker, materiaal te gebruiken. Zie tabel 3 (TAB. 3).
8. BEDIENING VAN DE TOORTSTOETS
8.1 De bedieningsmodus van de toortstoets instellen (Fig. L-9)
Om het parameter-instelmenu te openen, houdt u de knop (Fig. B-5) ten minste 3
seconden ingedrukt en laat u deze weer los.
8.2 Bedieningsmodus van de toortstoets
Er kunnen 4 verschillende bedieningsmodi van de toortstoets worden ingesteld:
Modus 2T
Het lassen begint met een druk op de toortstoets en eindigt wanneer de toets wordt
losgelaten.
Modus 4T
Het lassen begint door de toortstoets in te drukken en weer los te laten en eindigt
pas wanneer de toortstoets nogmaals wordt ingedrukt en losgelaten. Deze modus is
handig voor langdurig lassen.
Modus 4T Bi-Level
Het lassen begint met het indrukken en loslaten van de toortstoets. Bij iedere maal
indrukken/loslaten, wordt overgegaan van de stroom (I
symbool) en viceversa. Het lassen stopt pas wanneer de toortstoets gedurende een
bepaalde vooraf ingestelde tijd ingedrukt wordt gehouden.
Puntlasmodus
Hiermee kunnen MIG/MAG-pulsen worden uitgevoerd, met controle van de duur van
de las.
9. LASSEN MET G.R.A. (alleen voor versie met waterkoeling).
Het lasapparaat herkent automatisch de aanwezigheid van de G.R.A. Op het display
verschijnt het symbool
geactiveerd. De G.R.A. kan worden uitgeschakeld volgens de instructies uit hoofdstuk
12. In dit geval verschijnt het symbool
10. MMA-LASSEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE
10.1 BASISPRINCIPES
- Het is noodzakelijk om de aanwijzingen van de fabrikant te raadplegen die op de
verpakking van de gebruikte elektroden staan en die de juiste polariteit van de
elektrode en de bijbehorende optimale stroom aangeven.
- De lasstroom moet afhankelijk van de diameter van de gebruikte elektrode en
het type las dat u wilt uitvoeren worden ingesteld; een indicatie van de bruikbare
stromen voor de verschillende elektrodediameters:
- 58 -
;
2
.
1
symbool) naar de stroom (I
2
. Bij de eerste druk op de toortstoets wordt de G.R.A.
op het display.
en I
) en met een
2
1
1