LET OP
Vergeet niet om de veiligheidshendel (Afb. 6.B) in te
drukken en de zijdelingse aflaatbeveiliging (Afb. 6.A)
op te tillen voordat u de deflector demonteert of
er onderhoud aan pleegt, zodat deze kan worden
gedemonteerd.
OPMERKING
Om de deflector te demonteren, voert u deze stappen
in de omgekeerde volgorde van de montage uit.
5.4
MONTAGE VAN DE ZIJDELINGSE
VERSTERKINGEN VAN DE SNIJGROEP
Monteeer de snijgroep met de desbetreffende
schroeven (Afb. 7).
6. BEDIENINGSORGANEN EN DIENSTEN
6.1
TOESTEMMINGSSLEUTEL
De sleutel heeft de functie van een algemene
schakelaar, die de voedingscircuits van de motoren en
diensten van de machine in- of uitschakelt.
De sleutel (Afb. 8.A) heeft 2 posities:
1. Verwijderd. Machine uitgeschakeld.
Alle circuits zijn uitgeschakeld en de
machine wordt uitgeschakeld. Geen
enkele functie kan aangeschakeld
worden.
2. Volledig ingebracht. Machine aan.
De circuits zijn ingeschakeld en de
machine is werkzaam.
6.2
NOODKNOP
De noodknop(Afb. 8.B) laat toe om de machine
onmiddellijk te stoppen in geval van nood.
De knop heeft twee standen:
1. Activering: door op de noodknop te
drukken, worden de motoren van de
snij- en tractiecontrole-inrichtingen
gestopt.
2. Heractivering: draai de
noodknop rechtsom om alle
functies te herstellen. Herhaal de
startprocedure met de knop om de
machine te starten (par. 7.4).
OPMERKING
Met geactiveerde noodknop kan de machine niet
gestart worden.
VERWITTIGING
De noodknop mag nooit worden gebruikt als een
gebruikelijke methode om de machine te stoppen.
6.3
HENDELS VOOR IN- / UITSCHAKELEN VAN
DE TRANSMISSIE
De hendels voor in- / uitschakelen van de transmissie
(Afb. 8.C) stellen u in staat de machine handmatig te
verplaatsen, zonder ze aan te zetten.
Deze bedieningshendels hebben elk twee standen,
aangegeven door de volgende symbolen:
1. Transmissie ingevoegd: met de
2. Transmissie uitgeschakeld:
WAARSCHUWING
De hendels moeten zo worden bediend dat beide altijd
in dezelfde stand staan.
Laat de machine niet onbeheerd achter met de
hendels in stand (B).
WAARSCHUWING
Verplaats de machine met de hand alleen op een
vlakke ondergrond.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
De hendels voor in-/uitschakelen mogen nooit in
een tussenstand staan. Dit leidt tot oververhitting en
beschadiging van de transmissie.
6.4
BEDIENINGSELEMENT RICHTING
Deze hendel (Afb. 8.D) groepeert de
bewegingsbedieningen van de machine en activeert
de aandrijving naar de achterwielen door de rijrichting
(stuur) en snelheid aan te passen, zowel vooruit als
achteruit.
NL - 10
hendel (Afb. 8.C) in horizontale
stand (A), kan de machine,
wanneer ze ingeschakeld is,
verplaatst worden door de twee
motoren.
met de hendel (Afb. 8.C) naar
beneden gericht (B), kan de
machine handmatig verplaatst
worden zonder ze in te schakelen.