Een systeem voor gecontroleerde afdaling bestaat
uit zes onderling afhankelijke onderdelen: 1)
verankering, 2) verankeringskoppeling of anker,
3) touw, 4) apparaat voor gecontroleerde afdaling,
5) koppelingen en 6) harnas. Om bijzondere
reddingsoperaties uit te voeren of situaties
die zich kunnen voordoen tijdens trainingen
of recreatief gebruik te ontlasten is ook een
reddingstransfereenheid nodig. Het systeem
is maar zo sterk als de zwakste schakel in het
systeem. Het is de verantwoordelijkheid van
de gebruiker of trainer om ervoor te zorgen dat
hij of zij alle onderdelen in het systeem begrijpt
en weet hoe ze gebruikt moeten worden.In
deze handleiding wordt de term 'apparaat voor
gecontroleerde afdaling' gebruikt om te verwijzen
naar een onderdeel als een DEUS 7300 apparaat,
dat wordt gebruikt ofwel als een primair systeem
ofwel als reservesysteem voor een primair
apparaat voor gecontroleerde afdaling.
Verankering – De verankering is het voorwerp
dat gebruikt wordt om het anker te beveiligen.
Professionals die op een hoogte werken
vertrouwen gewoonlijk op vooraf geplande
verankeringen die gecertificeerd zijn voor
specifieke maximale belastingen, naargelang
de gevolgde standaard, bijvoorbeeld NFPA,
ANSI, CSA of EN. Voor EN moet het ankerpunt
voldoen aan EN 795, boven de gebruiker liggen
en weerstaan aan ten minste 12 kN. Voor ANSI
moet het anker voldoen aan ANSI Z359.1 en
weerstaan aan 22,2 kN. Voor trainingen moeten
verankeringen gepland en gecertificeerd zijn,
zodat er geen kans is op een defect. De selectie
van een geschikt gecertificeerd ankerpunt is van
cruciaal belang om een veilige ontsnappings- of
reddingsoperatie te kunnen uitvoeren op een
hoogte, en vereist een behoorlijke training.
Verankeringskoppeling – De
verankeringskoppeling is een bevestigingselement
dat het apparaat voor gecontroleerde afdaling met
het anker verbindt. Het DEUS serie 7300 apparaat
mag enkel verankerd worden door gebruik te
maken van twee sluitende karabijnhaken. Zorg
ervoor dat de verbinding tussen de verankering en
de afdalende persoon geen hindernissen vormt
die de afdaling kunnen belemmeren.
4. ONDERDELEN VAN EEN DEUS SERIE 7300 APPARAAT
OPMERKING – Zowel de verankering als de
verankeringskoppeling voor een reservesysteem
moeten volledig onafhankelijk zijn van de
verankering en de verankeringskoppeling van het
primair systeem.
Door SKYLOTEC goedgekeurde touwen –
De DEUS serie 7300 is ENKEL ontworpen en
goedgekeurd voor gebruik in combinatie met door
DEUS goedgekeurde touwen van 11,5-12,5 mm.
Er zijn geen goedgekeurde touwen van derden.
Bij gebruik van andere touwen loopt u het risico
op verwondingen of de dood.
Voor EN-gebruik moet het 83208-touw gebruikt
worden met een door de fabrikant geleverd
genaaid oog. Voor NFPA/ANSI-gebruik moet het
uiteinde van de 2WKK-12MD- en DR-7360706-
touwen gevormd worden door een dubbele
achtknoop. De knoop moet zonder werktuig
losgemaakt kunnen worden. Voorbij de knoop
moet een vrij uiteinde zijn van minstens 100 mm.
DEUS serie 7300 apparaat voor gecontroleerde
afdaling – De DEUS serie 7300 kan gebruikt
worden als een primair afdaalsysteem of
alsreservesysteem voor uw primair systeem.
DEUS serie 7300 apparaten voor gecontroleerde
afdaling zijn ideaal voor langere afdalingen
en bij zwaar gebruik. De eigenschappen van
de DEUS serie 7300 zorgen ervoor dat de
apparaten geschikt zijn voor deze toepassingen,
te beginnen bij een robuuste, stevige constructie
en een hoogtechnologisch ontwerp. DEUS serie
7300 apparaten kunnen verder ook automatisch
handenvrij bediend worden, zijn voorzien van
een snelheidsbegrenzer met redundante remmen
voor extra veiligheid, en zijn uitgerust met 'Soft
Engagement'-technologie om de schokbelasting
te minimaliseren.
Koppelingen – DEUS serie 7300 apparaten
vereisen minstens twee koppelingen: een om de
persoon met het systeem te verbinden en een om
het systeem met een verankering te verbinden.
De koppelingen moeten voldoen aan EN 362,
ANSI Z359.12, CSA, en NFPA 1983:2012. De
koppelingen moeten voorzien zijn van een
zelfsluitend en zelfvergrendelend slot.
135