b) Rijaccu aansluiten
Schakel de zender in en zet de trimming van alle stuurfuncties in de neutrale stand (middelste stand). Raadpleeg
hiervoor de informatie in de gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening.
Plaats het schip op een geschikte ondergrond (vb. de bootstandaard uit de leveringsomvang) zodat de scheeps-
schroef vrij kan worden bewogen. Sluit de stekker die zich op de accu bevindt aan het tegenstuk van de rijregelaar
aan.
De rijregelaar begint onmiddellijk met de initialisering. Het resultaat van de initialisering (testresultaat) wordt met korte
signaaltonen akoestisch gemeld. De volgende signaaltonen kunnen optreden:
1x korte toon + 1x lange toon:
De onderspanningsherkenning is gedeactiveerd, de onderspanningsherkenning moet worden geprogrammeerd (zie
hoofdstuk 11). De rijregelaar is echter gebruiksklaar.
Bij gebruik van een LiPo-rijaccu moet de onderspanningsherkenning worden ingeschakeld. Anders kan dit
tot een diepontlading van de LiPo-rijaccu leiden, wat deze beschadigt.
De onderspanningsherkenning mag uitsluitend bij gebruik van een NiMH-rijaccu worden uitgeschakeld.
2x korte toon + 1x lange toon:
De onderspanningsherkenning is geprogrammeerd; er wordt (via de instelling "Auto") een 2-cellige LiPo-accu her-
kend of een 2-cellige LiPo-accu is geprogrammeerd (zie hoofdstuk 11). De lange toon duidt aan dat de rijregelaar
bedrijfsklaar is.
3x korte toon + 1x lange toon:
De onderspanningsherkenning is geprogrammeerd; er wordt (via de instelling "Auto") een 3-cellige LiPo-accu her-
kend of een 3-cellige LiPo-accu is geprogrammeerd (zie hoofdstuk 11). De lange toon duidt aan dat de rijregelaar
bedrijfsklaar is.
1x (of 2x of 3x) kort signaal en daarna een lang geluidssignaal:
De neutrale stand van de gashendel of de gastrimming is niet correct. Verplaats in dit geval voorzichtig de trimming
voor de toerentalregeling (zie gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening) tot het waarschuwingssignaal wordt
beëindigd. Mogelijks is hierbij ook het afsluiten van de rijaccu nodig, die na ca. 10 seconden opnieuw moet worden
aangekoppeld. Als deze maatregel niet succesvol is, moet de neutrale stand voor de vaarfunctie worden geprogram-
meerd. Houd daarbij ook rekening met de voorschriften in hoofdstuk 11.
1x kort signaal / pauze / 1x kort signaal / pauze etc.:
Bij ontbrekend of foutief zendersignaal bevindt de rijregelaar zich in een veiligheidsmodus (de aandrijfmotor is uitge-
schakeld). Controleer in dit geval de werking van de afstandsbediening. Vervang de batterijen/accu's in de zender of
voer de binding-/pairingprocedure tussen zender en ontvanger uit (zie gebruiksaanwijzing bij de afstandsbediening).
Controleer de aansluiting van de rijregelaar aan de ontvanger.
86