Table des Matières
Publicité
DISPOSITIFS DE SURETE
La chaudière
suivants:
une soupape de sécurité à 3 bar sur l'installation de chauffage
contrôle de la continuité des sondes NTC par le microprocesseur,
avec signalisation sur le display d'éventuelles anomalies
siphon pour la vidange de la condensation, équipé d'un pressostat
qui empêche l'allumage en cas d'occlusion de la vidange, avec
flotteur qui empêche la sortie des fumées
fonction antigel de premier niveau (pour installation interne)
fonctionne aussi avec la chaudière en stand by, active lorsque la
température de l'eau descend au dessous de 7°C
diagnostic de manque de circulation effectué par comparaison des
températures lues par les sondes de départ et de retour
diagnostic de manque d'eau effectué par l'analyse de la vitesse de
montée en température dans la conduite de départ
système de sécurité de l'évacuation des fumées, système
pneumatique agissant sur la vanne de gaz
diagnostic de surchauffe effectué aussi bien sur le départ que sur
le retour avec deux sondes (température limite 95°C)
contrôle du ventilateur à travers un dispositif compte-tours à effet
Hall, la vitesse de rotation du ventilateur est toujours surveillée.
L'intervention des dispositifs de sûreté signale le mauvais
!
fonctionnement de la chaudière qui pourrait s'avérer dangereux;
n'hésitez donc pas à contacter le service d'après vente.
Il est possible donc après une courte attente de remettre la
chaudière en service (voir chapitre "Première mise en marche").
Ne jamais mettre en service la chaudière si les dispositifs de
!
sûreté ne fonctionnent pas ou s'ils ont été altérés.
Le remplacement des dispositifs de sûreté doit être effectué
!
par personnel qualifié en utilisant exclusivement les pièces
originales du fabricant.
Après avoir procédé à la réparation, effectuer un essai d'allumage.
est munie des dispositifs de sûreté
VEILIGHEIDSUITRUSTING
De gaswandketel
veiligheidsuitrusting:
Veiligheidsklep ingesteld op 3 bar op het Centrale
Verwarmingsgedeelte.
Controle van de NTC-sondes met uitlezing van eventuele storingen
op het display.
Sifon voor het opvangen van het condensaat, voorzien van een
drukschakelaar die het opstarten van de ketel verhindert ingeval
het condensaat niet kan afgevoerd worden. Een vlotter belet het
vrijkomen van rookgassen.
Antivriesfunctie van niveau 1 (voor binneninstallaties): wordt
ingeschakeld als de temperatuur van het water beneden 7°C komt.
Deze functie werkt ook als de ketel in "standby" geschakeld is.
Controle op aanwezige doorstroming CV aan de hand van het
temperatuursverschil tussen vertrek en terugloop.
Controle
op
watergebrek
temperatuurverandering in de vertrekleiding.
Veiligheidssysteem op afvoer van verbrandingsgassen: peumatisch
systeem dat ingrijpt op het gasblok.
Overtemperatuurfunctie op basis van temperatuurevaluatie in
vertrek en terugloop.
Controle van de ventilator aan de hand van een ventilator-
toerentalmeting (Hall-effect); de rotatiesnelheid van de ventilator
wordt continu gemeten.
De tussenkomst van de veiligheidsuitrusting, duidt op een foute
!
werking van het toestel of onderdelen ervan: contacteer een
naverkoopdienst
Zet nooit het toestel in werking met niet werkende of gewijzigde
!
veiligheidsinrichting.
Het vervangen van de veiligheidsinrichting mag slechts
!
gebeuren door bevoegd personeel of door de naverkoopdienst,
en dit enkel met de originele onderdelen. Raadpleeg hiervoor
de onderdelencatalogus
Het is eventueel mogelijk om na een storingsuitval het toestel
na een korte wachttijd terug op te starten: zie het hoofdstuk
'eerste ingebruikname'.
Na herstellingen te hebben uitgevoerd, dient steeds een werkingstest
uitgevoerd te worden.
is voorzien van volgende
aan
de
hand
van
de
7
Publicité
Table des Matières
