Table des Matières
Publicité
REGLAGE DES PARAMETRES SANITAIRE
Les fonctions suivantes peuvent être réglées pour le sanitaire
(accessibles seulement avec code de protection):
1* Réglage de la fonction préchauffage (paramètre 26)
Il est possible de régler le maintien en température de
l'échangeur sanitaire en réglant l'hystérésis ON (paramètre 26
voir page 57).
La chaudière chauffe l'échangeur à plaques quand la
température mesurée par la sonde NTC3 < T3 set - hystérésis;
par exemple si T3 set (réglé par l'utilisateur) =60°C et hystérésis
=20°C, la chaudière chauffera l'échangeur quand sa température
descend au-dessous de 40°C. Il y a une valeur minimum de
maintient,
active
automatiquement quand
NTC3 <30°C.
Sur la base de la valeur du
paramètre réglé le délai d'at-
tente de l'eau chaude change.
Les performances obtenues selon l'EN 13203 sont illustrées
dans le tableau si contre. Des délais d'attente réduits entraînent
également une consommation supérieure. Le paramètre doit
être choisi correctement en fonction des exigences de
l'utilisateur. L'hystérésis réglée en usine est de 15 °C.
2* Réglage des temporisations (paramètres 21 et 29)
Il est possible de régler le temps de post circulation (paramètre
21), et le temps d'arrêt après une demande de sanitaire
(paramètre 29).
REGLAGE DE LA THERMORÉGULATION
Lorsque la sonde externe est reliée électriquement à la chaudière,
la fonction thermorégulation est activée automatiquement.
La valeur de la température de l'eau de départ du chauffage est
réglée automatiquement en fonction de la température mesurée
par la sonde externe et en fonction de la courbe climatique choisie.
Pour pouvoir régler les fonctions climatiques il faut insérer le code
de protection comme décrit à page 21.
Procéder ainsi:
RÉGLAGE DE LA COURBE CLIMATIQUE (PARAMÈTRES 4,
5, 6, 7)
La courbe climatique définit la
relation entre la température
externe et la température de
départ pour maintenir une
température
ambiante
théorique de 20 °C.
La courbe dépend du type de
chauffage et du lieu, elle doit
être choisie avec attention de
la part de l'installateur.
Le systéme de pilotage de la
chaudière permet avec le choix
de quatre paramètres de régler
un nombre élevé de courbes.
Ces paramètres sont:
Par. 4 Maximum température
de départ chauffage
Par. 5 Minimum température
48
Paramètre 26 hystérésis
Parameter 26
5
Délai d'attente (sec.)
Wachttijd in sec
< 5
Courbe climatique
100
90
80
70
60
50
40
T1min
T1min
30
20
T4max
T4max
origine
10
Min. vermogen
0
25
20
15
Température externe (°C)
Buitentemperatuur °C
INREGELEN VAN DE PARAMETERS "CEN-
TRALE VERWARMING"
Volgende instellingen kunnen worden gedaan in het niveau
"parameters" (enkel na ingave van toegangscode)
1. Regelen van de functie "voorverwarming" (parameter 26).
Het op peil houden van het sanitair warmwater in de
warmtewisselaar kan worden ingeregeld door het instellen van
de parameter 26: hysteresis ON (zie pagina 58)
De ketel verwarmt de platenwisselaar als de gemeten
temperatuur aan de uitgang van de warmtewisselaar (sonde
NTC3) lager is dan T3 – de ingegeven waarde van de hysteresis
(waarde T3 is de gewenste temperatuur van het sanitair
warmwater, ingegeven door de gebruiker). Als bijvoorbeeld de
waarde T3 = 60°C en de hysteresiswaarde ingegeven in
10
15
20
25
< 30
< 35
< 70
< 75
30°C.
Op basis van de waarde die ingegeven is in parameter 26, zal
de wachttijd op sanitair warmwater kunnen ingesteld worden.
De wachttijden die verkregen worden zijn weergegeven in de
naaststaande tabel. Deze waarden zijn opgemeten volgens
testen beschreven in norm EN13203. Hoe lager de wachttijden,
hoe hoger het eventuele onderhoudsverbuik zal zijn. De
parameter moet gekozen worden in overleg met de
eindgebruiker. Fabriekmatig is de hysteresis ingeregeld op 15°C.
2. Regelen van de nadraaitijden (parameters 21 en 29).
Het is mogelijk om de nadraaitijd (parameter 21) en de
omschakeltijd na een sanitaire vraag (parameter
INREGELEN VAN DE WEERSAFHANKELIJKE
REGELING
Indien de buitensonde elektrisch verbonden is met de
wordt de weersafhankelijke functionaliteit automatisch
ingeschakeld.
De waarde van de vertrektemperatuur van het water naar de
verwarmingsinstallatie toewordt automatisch geregeld in functie
van de buitentemperatuur. Deze functionaliteit gebeurd door het
instellen van een stooklijn. Om deze functionaliteit in te geven,
dient de toegangscode ingegeven te worden.
Ga als volgt te werk:
INREGELEN VAN DE STOOKLIJN (PARAMETERS 4, 5, 6, 7):
Stooklijn
T4min
10
5
0
-5
-10
parameter 26 is 20°C, dan zal de
ketel beginnen opwarmen als de
temperatuur die gemeten wordt
30
aan de sonde NTC3, lager wordt
dan 60-20=40°C. Hoe dan ook, de
< 80
ketel houdt de temperatuur van de
warmtewisselaar op minimum
De stooklijn definieert de
relatie
buitentemperatuur en de
temperatuur
Besoin thermique
vertrekwater naar de
max
installatie toe, teneinde een
Max. vermogen
T4min
t h e o r e t i s c h e
omgevingstemperatuur van
20°C te onderhouden
T1max
Deze stooklijn hangt af van
het
verwarmingsinstallatie en
van de ruimte en dient met
de nodige acht te worden
gekozen
installateur.
regelsysteem van de
gaswandketel laat toe om
-15
-20
door
middel
parameters de zeer groot
aantal stooklijnen mogelijk
,
tussen
de
van
het
type
door
de
Het
van
4
Publicité
Table des Matières
