Dispositifs De Sûreté - Riello RESIDENCE CONDENS 30 IS Manuel D'installation Et D'utilisation

DISPOSITIFS DE SURETE
La chaudière est munie des dispositifs de sûreté suivants:
Soupape de sécurité et pressostat de l'eau interviennent en cas
de manque ou d'excès de pression hydraulique (maxi 3 bars - mini
0,7 bar).
Sécurité de l'évacuation des fumées intégrée au principe de
fonctionnement pneumatique du robinet de gaz asservie au brûleur
prémix. Le robinet de gaz s'ouvre en fonction de la quantité d'air
poussée par le ventilateur.
De la sorte, en cas de colmatage du circuit d'évacuation des fumées,
on annule le débit d'air et le robinet ne peut plus s'ouvrir.
En outre le flotteur qui se trouve dans le siphon empêche tout pas-
sage des fumées de l'évacuation des condensats.
Sécurité de colmatage de l'évacuation des condensats qui,
grâce au capteur de niveau des condensats, la chaudière se mettra
en sécurité si le niveau des condensats à l'intérieur de l'échangeur
dépasse la limite permise.
Sécurité de sur température assurée sur le départ et le retour par
double sonde (temp. limite 95°C).
Sécurité du ventilateur à travers le compte-tours à effet Hall qui
contrôle incessamment la vitesse de rotation du ventilateur
L'intervention des dispositifs de sûreté signale le mauvais fon-
ctionnement de la chaudière qui pourrait s'avérer dangereux;
n'hésitez donc pas à contacter le service d'après vente.
Il est possible donc après une courte attente de remettre la chaudière
en service (voir chapitre "Première mise en marche").
Ne jamais mettre en service la chaudière si les dispositifs de
sûreté ne fonctionnent pas ou s'ils ont été altérés.
Le remplacement des dispositifs de sûreté doit être effectué
par personnel qualifié en utilisant exclusivement les pièces
originales du fabricant.
Après avoir procédé à la réparation, effectuer un essai d'allumage.
SONDE NTC RETOUR
NTC RETOURVOELER
6
VEILIGHEIDSUITRUSTING
De gaswandketel is voorzien van volgende veiligheidsuitrusting:
De veiligheidsklep en de waterpressostaat grijpen in bij een te
lage of te hoge hydraulische druk (max 3 bar - min 0,7 bar).
Rookgasbeveiliging op basis van de pneumatische werking van
de gas/lucht verhoudingsregelaar. De gasklep opent zich in functie
van de hoeveel lucht die door de ventilator aangevoerd wordt.
Bij eventuele verstopping in het rookgascircuit wordt de luchttoevoer
van de ventilator verminderd waardoor de gasklep zich sluit. De
vlotter in de condenssifon verhinderd de doorgang van rookgassen
naar de afwatering toe.
BEVEILIGING BIJ VERSTOPPING CONDENSAFVOER door mid-
del van een waterniveaumeetsonde in de vuurhaard.
OVERTEMPERATUURBEVEILIGING door temperatuurmeting op
vertrek en terugloop (max. temp. 95°C).
SNELHEIDSCONTROLE VENTILATOR door middel van een HALL
sensor.
De tussenkomst van de veiligheidsuitrusting, duidt op een foute
werking van het toestel of onderdelen ervan: contacteer een
naverkoopdienst
.
Het is eventueel mogelijk om na een storingsuitval het toestel na
een korte wachttijd terug op te starten: zie het hoofdstuk "Eerste
ingebruikname".
Zet nooit het toestel in werking met niet werkende of gewij-
zigde veiligheidsinrichting.
Het vervangen van de veiligheidsinrichting mag slechts ge-
beuren door bevoegd personeel of door de naverkoopdienst,
en dit enkel met de originele onderdelen. Raadpleeg hiervoor
de onderdelencatalogus
Na herstellingen te hebben uitgevoerd, dient steeds een werkingstest
uitgevoerd te worden.
SONDE NTC DEPART
VERTREKSONDE NTC