Flitsfrequentie (f) bij stroboscopisch flitsen
In deze functie kan de flitsfrequentie (f) wor-
den ingesteld. De flitsfrequentie geeft het
aantal flitsen per seconde aan. De flitsfre-
quentie kan tussen 1 en 100 stapsgewijs
worden ingesteld Het daarbij maximaal
mogelijke, met de hand ingestelde deelver-
mogen wordt dan automatisch aangepast.
Om de kortst mogelijke flitsduur te bereiken
kunt u het deelvermogen op de minimale
waarde van 1/256 instellen.
+
De max. mogelijke flitsfrequentie (f) hangt af
van het ingestelde deelvermogen (P).
x
Het instellen van de flitsfunctie
• Schakel de flitser met de toets
TTL
Het opstartscherm verschijnt.
De flitser schakelt altijd in met de het laatst
gebruikte flitsfunctie.
0.6- 7.2 m
• Druk in het aanraakscherm zo vaak op de
M-
5,6
m
35
Zoom
F
m
sensortoetsen van de aangegeven flits-
EV
functie, tot de aanduiding voor het kiezen
van de functie verschijnt.
O
MODE
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
toetsen
GN
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
STROBO
toets
REMOTE MASTER
p
q
128
STROBO
en kies
uit.
STROBO
.
STROBO
M-
2,5m
35
m
Zoom
m
5
5
N
f(Hz)
P
1/8
STROBO
M-
2,5m
m
35
Zoom
m
5
10
N
f(Hz)
P
in.
1/16
O
N
3
4
5
p
q
• Stel op de camera een overeenkomende
M
functie in, bijv.
enz.
• Tip de ontspanknop op de camera even
aan, zodat er een uitwisseling van gege-
vens tussen camera en flitser ontstaat.
Aantal flitsen (N) instellen
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
toets voor het aantal flitsen
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
toetsen
en kies het gewenste
aantal flitsen.
Het max. mogelijke aantal flitsen (N) hangt
af van het ingestelde deelvermogen (P).
• Druk in het aanraakscherm op de sensor-
toets voor het gewenste aantal flitsen, in
4
het voorbeeld
.
De instelling treedt onmiddellijk in werking.
N
.