Nederlands
Reiniging/onderhoud
!
Gevaar
Verwondingsgevaar door onbedo
eld starten van de motor
Bescherm uzelf tegen verwon
dingen. Voor alle werkzaamheden
aan deze machine
– De motor uitzetten.
– De contactsleutel uit het contact
trekken.
– De parkeerrem activeren.
– Wacht tot alle bewegende onder-
delen volledig tot stilstand zijn
gekomen. De motor moet afge-
koeld zijn.
– De bougiestekker van de motor
lostrekken, zodat onbedoeld
starten van de motor onmogelijk
is.
Let op!
Gebruik voor het reinigen geen
hogedrukreiniger.
Reinigen
Opmerking
Reinig de machine na elk gebruik
grondig.
Zet de machine op een stevige
en vlakke ondergrond.
De parkeerrem activeren.
Maaiwerk reinigen
!
Gevaar
Verwondingsgevaar door scherpe
maaimessen.
Draag werkhandschoenen.
Reinig de maaigereedschappen
voorzichtig.
Let op!
Motorschade
Kantel de machine niet meer
dan 30°. Brandstof kan in de
verbrandingsruimte lopen en tot
motorschade leiden.
Zet het maaiwerk helemaal omh-
oog.
Reinig de maairuimte met bors-
tel, handveger of doek.
46
Maaimechanisme met reini-
gingssproeier
(afhankelijk van model)
Afbeelding 9
-
Parkeer de machine op een vlakke
ondergrond zonder grind, stenen
-
etc. en activeer de parkeerrem.
1. Bevestig een waterslang met een
in de handel verkrijgbare snel-
koppeling op de reinigingssproei-
er. Waterkraan opendraaien.
2. Start de motor.
3. Zet het maaiwerk naar beneden
en schakel het enkele minuten in.
4. Het maaiwerk en de motor uit-
schakelen.
5. Verwijder de waterslang.
Herhaal stap 1 t/m 5 bij de tweede
reinigingsproeier (indien aanwezig).
Na beëindiging van de reinigings-
werkzaamheden (stap 1–5):
Zet het maaiwerk omhoog.
Start de motor en schakel het
maaiwerk gedurende enkele mi-
nuten in om het maaiwerk te la-
tendrogen.
Grasvanger reinigen
Verwijder de grasvanger en
maak deze leeg.
De grasvanger kan met een
krachtige waterstraal (tuinslang)
worden gereinigd.
Laat de grasvanger voor het vol-
gende gebruik grondig drogen.
Onderhoud
De onderhoudsvoorschriften in het
motorhandboek opvolgen. Laat de
machine aan het einde van het
seizoen nakijken en onderhouden
door een onderhoudsbedrijf.
Let op!
Gevaar voor het milieu
door motorolie
Lever na het verversen van de olie
de afgewerkte olie in bij een
inzamelplaats voor afgewerkte olie
of een afvalverwerkingsbedrijf.
Gevaar voor het milieu door accu's
Lege accu's horen niet bij het
huisvuil. Lege accu's afgeven bij
uw leverancier of bij een afvalver
werkingsbedrijf. Verwijder de accu
voordat u de machine naar de
sloop brengt.
Gebruiksaanwijzing zitmaaier
Gebruik van een hulpstartkabel
!
Gevaar
Nooit een defecte of bevroren accu
met een hulpstartkabel
overbruggen. Zorg dat de
machines en de kabelklemmen
elkaar niet raken en het contact van
beide machines is uitgeschakeld.
Rode hulpstartkabel aan de
pluspool (+) van de lege en de
hulpaccu vastklemmen.
De zwarte hulpstartkabel eerst
aan de minpool (–) van de hul-
paccu vastklemmen. Maak ande-
re klem aan het frame van het
motorblok van het voertuig met
de lege accu vast (zo ver mogeli-
jk van de accu verwijderd).
Opmerking
Als de hulpaccu in een voertuig is
ingebouwd, mag dit voertuig tijdens
het hulpstarten niet worden gestart.
Start het voertuig met de lege
accu en activeer de parkeerrem.
De klemmen van de hulpstartka-
bels in de omgekeerde volgorde
losmaken.
Bandenspanning
Let op!
De maximaal toegestane banden
spanning (zie zijkant van de band)
mag nooit worden overschreden.
Ga bij het oppompen van de
banden niet voor of op de banden
staan.
De geadviseerde bandenspanning
is:
Voor:
1,0 bar
Achter:
0,7 bar
Een te hoge bandenspanning ver-
mindert de levensduur van de
banden. De bandenspanning altijd
controleren voordat u gaat rijden.
Na 5 bedrijfsuren
Eerst motorolieverversing. Zie
het motorhandboek voor overige
intervallen. Gebruik de oliegoot
(optioneel, Afb. 8) voor het aftap-
pen van de olie.
-
-