HOOFDSTUK V
Instellingen
Draadspanning
Mogelijk moet u de draadspanning aanpassen naar
gelang het soort draad of stof dat u gebruikt.
Alvorens de spanning te wijzigen controleert u of de
draad goed is ingebracht in de spanningschijven.
(TIP: Houd de spanningontgrendelhendel ingedrukt
terwijl u aan de draden trekt boven de
spanningschijven.)
U kunt de draadspanning aanpassen door de
gekleurde knoppen te draaien: geel, blauw, rood, groen
en bruin. Draai de knop die correspondeert met de
draad waarvoor de spanning moet worden aangepast.
Pas slechts één spanningsinstelling tegelijk aan en
bekijk het resultaat voordat u een andere aanpast.
Kettingsteek
Uitgebalanceerde draadspanning
De kettingsteek-bovendraad (a) ziet eruit als rechte
steken aan de voorkant (1) van de stof. De bovendraad
is nauwelijks zichtbaar tussen de kettingsteek-
grijperdraad (b) aan de achterkant (2) van de stof.
De spanning van de bovendraad is te laag.
Als bovendraad (a) te los is en duidelijk zichtbaar aan
de achterkant van de stof, verhoogt u de
draadspanning van de bovendraad (geel).
De spanning van de bovendraad is te hoog.
Als de stof oprimpelt, verlaagt u de spanning van de
kettingsteek-bovendraad (geel). Voor lichte stof is
mogelijk een kortere steeklengte nodig. Zet de
steeklengteknop niet lager dan 2,5.
82