N L
O N D E R H O U D
9
Motor
Controleer de motor op loszittende delen, lekken. Controleer het oliepeil
met de peilstok. Als het olieniveau te veel is gedaald of vervuiling van de olie
wordt geconstateerd, dient deze vervangen te worden alvorens verder te
werken. Controleer de aanzuigopening op een vrije doorgang en de filter op
overdreven vervuiling.
Reinigen of vervangen indien nodig. Controleer de filters op vervuiling en
eventueel reinigen of vervangen.
10
Brandstoftank
Controleer op beschadiging of lekkage en bij negatieve vaststellingen de tank
laten herstellen/vervangen. Controleer de tank regelmatig op vervuiling.
11
Batterij
Controleer de batterij op goede aansluitingen/mogelijke slijtage & of de batterij
opnieuw dient opgeladen te worden. Als de rustspanning van de batterij zakt
onder: 12.6 V (of als ze gedurende 6 maanden gestockeerd staat/niet gebruikt
wordt), moet ze bijgeladen worden. Dit kan gebeuren d.m.v. een druppellader,
gewone lader of werkhuislader. Het herladen dient best te gebeuren door een
erkende technieker.
Let op: zorg voor voldoende ventilatie bij herladen, vermijd
risico van vonken (niet roken), zorg voor een correcte
elektrische aansluiting van de lader met de batterij!
12
Ontluchten ontharderpomp (optie)
De ontherderslangenpomp heeft geen ontluchting nodig.
De ontluchtingsdop regelmatig proper maken, productresten verwijderen!
DiBO 38