NL NEDERLANDS
De ultrasonische sensor kan worden ingezet bij koplampen met lichtbundelhoogteverstelling
6 NM 007 282-231. In voorkomende gevallen dient het gebruik te worden gecontroleerd.
Pagina 6-9:
Montagepositie
De sensor dient afhankelijk van
het voertuigtype in de buurt van
de achteras op een passende
plaats onder het voertuig te
34
worden gemonteerd.
Bij het positioneren van de sensor
dient op het volgende te worden
gelet:
1. In acht nemen van de voor het
sensorsignaal noodzakelijke
vrijruimte.
2. Montage op een hoogte van
ten minste 25 cm boven de grond.
3. Uitlijnen van de sensor verticaal
t.o.v. de rijbaan.
4. Montage op een plaats met
gering verontreinigingpotentieel
(bijv. niet in de wielkuip achter het
wiel).
5. Montage niet in de directe
omgeving van uitlaatdelen
(warmtewerking).
Pagina 6-9:
Montagestappen
Montagepositie op de
bodemplaat vastleggen,
bevestigingspunten aantekenen
en met 3,5 mm boren (niet in
bewegende delen of tank).
Geboorde metalen delen met
antiroest behandelen.
Houderbeugel met zelftappers
4,2 x 12 mm vastschroeven.
Sensor met houder en
bevestigingsbeugel aan elkaar
vastschroeven. Sensor verticaal
uitlijnen en vast aandraaien.