Start het apparaat op een vaste,
effen vloer, zo mogelijk niet in hoog
gras. Vergewis u dat het snoeige-
reedschap noch voorwerpen, noch
de grond raakt.
Controleer regelmatig benzine en
oliepeil (zie „Ingebruikname") en vul
tijdig bij.
Motor starten:
1. Plaats de opgeladen accu (8)
(zoals beschreven in hoofdstuk
"Accu verwijderen/plaatsen"
).
2. Trek de veiligheidsbeugel (2)
in de richting van de hoofdlig-
ger van de handgreep en houd
deze tegen.
3. Druk op de startknop (28). De
motor start.
Motor stoppen:
4. Laat de veiligheidsbeugel (2)
los. De motor schakelt uit en het
mes wordt afgeremd.
Messenstopsysteem:
Controleer regelmatig het messen-
stopsysteem:
Laat de veiligheidsbeugel (3) los.
De motor wordt uitgeschakeld en
het mes wordt geremd. Het mes
moet binnen 7 seconden stoppen.
Maaien
1. Start de motor (zie "Starten en
stoppen van de motor").
2. Wielaandrijving :
Aan: trek de aandrijfbeugel (3)
n de richting van de hoofdligger
van de handgreep, de maaier
beweegt voorwaarts.
Uit: laat de aandrijfbeugel (3)
los. Het apparaat blijft stilstaan.
Werkinstructies
Regelmatig maaien stimuleert de gras-
planten tot versterkte bladvorming en laat
tegelijkertijd onkruid afsterven. Daardoor
krijgt het gazon na elke maaibeurt grotere
densiteit en ontstaat een gazon dat gelijk-
matig tegen belasting bestand is.
Bij het mulchmaaien wordt het gras in één
arbeidsgang gesnoeid, fijn gehakseld en
op het gazon verdeeld. Het gesnoeide
gras dient als natuurlijke meststof.
Het maaien met zijdelingse grasuitworp
is geschikt voor grote oppervlakten. Het
snoeiafval wordt zijdelings uitgeworpen en
kan vervolgens in één arbeidsgang met
de hand ingezameld worden.
•
Maai zo droog mogelijk gras om de
grasnerf te ontzien.
•
Stel de snoeihoogte zodanig in, dat
het apparaat niet overbelast wordt.
•
Breng het apparaat stapvoets in zo
recht mogelijke stroken. Om compleet
te maaien, moeten de banen elkaar
altijd enkele centimeters overlappen.
•
Beweeg niet achterwaarts.
•
Werk op hellingen altijd dwars op de
helling.
•
Indien de messen met een vreemd
voorwerp in aanraking komen, zet u
de motor onmiddellijk uit. Wacht de
stilstand van het mes af en controleer
het apparaat op beschadigingen. Her-
vat het werk uitsluitend bij een onbe-
schadigd apparaat.
•
Schakel bij langere werkonderbrekin-
gen en voor het transport het apparaat
uit en wacht de stilstand van het mes af.
•
Reinig het apparaat telkens na ge-
bruik zoals in het hoofdstuk „Reiniging
en onderhoud" beschreven.
NL
87