NL
19
Filter reinigen
1. Leeg de stofbak (7) (zie 'Stofbak legen'). Sluit het bodemplaatje (19) niet.
2. Verwijder het schuimstoffi lter uit de stofbak.
3. Grijp in de stofbak. Draai de fi lterhouder (21) rechtsom totdat hij loszit en eruit kan
worden gehaald.
20
7. Veeg de stofbak eventueel met een vochtige doek af.
8. Laat alle onderdelen vóór het in elkaar zetten volledig aan de lucht drogen.
BELANGRIJK: zet nooit natte of vochtige onderdelen in elkaar en bevestig
deze nooit aan de motoreenheid (3)! De montage vindt in omgekeerde volgorde
plaats.
Motoreenheid en accessoires reinigen
•
De motoreenheid (3), de verlengbuis (11), het kierenmondstuk (13), de borstel (15)
en de mondstukadapter (14) moeten, indien nodig, met een vochtige, zachte doek
worden afgeveegd. Droog deze vervolgens met een zachte doek.
•
Verwijder regelmatig haren en pluizen uit de mondstukken en borstels.
Turbomondstuk reinigen
Om de reiniging te vergemakkelijken, kan de borstel uit het turbomondstuk (9) worden
verwijderd:
3. Trek de afsluiting van het bodemplaatje (19) iets van de
stofbak. Het bodemplaatje opent en het vuil valt eruit.
4. Druk het bodemplaatje daarna weer vast op de stofbak.
De afsluiting moet hoorbaar vastklikken.
5. Plaats de stofbak weer in de motoreenheid (zie hoofdstuk
'In elkaar zetten' - 'Stofbak verwijderen/plaatsen').
4. Draai het HEPA-fi lter (20) uit de fi lterhouder.
5. Klop de fi lters en de fi lterhouder uit en reinig deze evt. met
21
een zachte borstel.
6. Spoel de fi lterhouder met schoon water af. BELANG-
RIJK: het HEPA-fi lter en het schuimstoffi lter mogen
niet nat worden gereinigd!
1. Schuif de vergrendeling aan de onderkant van het turbo-
mondstuk in de richting van het kleine wieltje van het tur-
bomondstuk.
2. Klap de vergrendeling omhoog en verwijder deze.
3. Verwijder de borstel en het vuil daarop.
4. Bevestig de borstel weer. Plaats daarbij eerst het uiteinde
met de stervormige uitsparing.
5. Plaats de vergrendeling en schuif deze weer terug.
48