Tijdsduur Ontlading Ontstekingstransformator; Ontgrendeling Vanaf Knop En Vanop Afstand Van De Brander; Bescherming Ontgrendeling; Storing Ontgrendelingsknop / Ontgrendeling Op Afstand - Riello BS1D Instructions Pour L'installation, L'utilisation Et L'entretien

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

5.13.9 Tijdsduur ontlading ontstekingstransformator

De ontsteking is aanwezig gedurende de ganse veiligheidstijd.
in geval van een continue hercycli of aangesloten
verzoeken om warmte mogen de herhalingen van
de cyclus van de functie van de ontstekingstrans-
formator de waarde van één poging per minuut
OPGELET
niet overschrijden.
5.13.10 Ontgrendeling vanaf knop en vanop afstand
van de brander
De brander kan gedeblokkeerd worden door de ontgrendelings-
knop van de controledoos minstens 0,4 seconden ingedrukt te
houden. De ontgrendeling zal pas plaatsvinden wanneer de knop
gelost wordt. De brander kan ontgrendeld worden met de externe
knop (ontgrendeling op afstand) aangesloten op de terminals R
(zie schakelschema RS) op de brander door deze minstens 0.8
seconden lang in te drukken.
Wanneer de ontgrendelingsknop langer dan 2 se-
conden wordt ingedrukt, begint de controledoos
de visuele diagnostiek en begint de signalatieled
te knipperen ( 'Diagnosefunctie storingen - ver-
OPGELET
grendelingen" op pag. 26).

5.13.11 Bescherming ontgrendeling

De brander kan slechts vijf maal achtereenvolgens ontgrendeld
worden; nadien moet de voeding losgekoppeld worden om ande-
re vijf pogingen te kunnen hebben. De brander kan enkel ont-
grendeld worden indien de controledoos wordt gevoed.
5.13.12 Storing ontgrendelingsknop / ontgrendeling
op afstand
Indien de ontgrendelingsknop of de ontgrendeling op afstand de-
fect raakt of langer dan 60 seconden ingedrukt blijft, wordt de sto-
ring aangeduid door het knipperen van de led (zie paragraaf
"Diagnosefunctie storingen - vergrendelingen" op pag. 26) tot-
dat de storing wordt opgelost. Deze storing is enkel een weergave.
 Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de voorventila-
tie of de veiligheidstijd wordt de brander niet stilgelegd en
wordt de startsequentie verder gezet.
 Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de functionering
wordt de brander stilgelegd en blijft deze buiten werking,
maar is de signalering van de storing actief.
 Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de positie van
de vergrendeling wordt de storing niet gesignaleerd en kan
de brander niet ontgrendeld worden.
De led stopt met knipperen wanneer de storing verdwijnt.

5.13.13 Externe vergrendelingssignalering (S3)

De brander is voorzien van de functie van de externe veiligheids-
signalisatie, dus een alarmsignalisatie (als aanvulling van de in-
gebouwde ontgrendelingsknop) van de vergrendeling van de
brander. Met de controledoos kan een externe lamp bediend
worden via de uitgang S3 (230Vac-0,5Amp max).

5.13.14 Functie urenteller (B4)

De brander is voorzien van de functie van de urenteller van de
duur van de opening van de gasklep 1e vlamgang, en dus van
het brandstofverbruik. Met de controledoos kan een externe
urenteller bediend worden via de uitgang Hour-Counter (230Vac-
0,1Amp max) van de controledoos die aangesloten is op pin B4
van het 7-polige stopcontact voor de aansluiting van de ketel op
de brander.
20135738
Installatie

5.13.15 Controle van de voedingsspanning

De controledoos detecteert automatisch de netspanning.
Als de netspanning ongeveer 160V is of meer bedraagt dan on-
geveer 280V, wordt de brander stilgelegd, wordt de werkcyclus
onderbroken en in stand-by gesteld, en wordt de storing gesigna-
leerd. Het probleem wordt aangeduid door het knipperen van de
led (zie paragraaf "Diagnosefunctie storingen - vergrendelin-
gen" op pag. 26). De brander wordt opnieuw gestart wanneer de
spanning de warde overschrijdt van ong. 170V of onder de waar-
de van 270V daalt.
 Als de storing wordt gedetecteerd gedurende de werking
met vlam wordt de klep onmiddellijk gesloten en wordt de
motor stilgelegd.
 Als de storing wordt gedetecteerd gedurende de voorventila-
tie wordt de motor stilgelegd.
 Als bij de sluiting van de hoofdschakelaar van de voeding of
na gebrek aan voeding, de netspanning zich handhaaft aan
gemiddelde waarden (160÷170V of 270÷280V) wordt de
brander niet gestart.
 Als de brander in de status van vergrendeling bevindt, wordt
de netspanning gecontroleerd maar wordt dit niet gesigna-
leerd omdat de vergrendelingssignalisatie aanwezig is.
Tijdens de ontstekingstijd van de ontsteker is de controle
van de netspanning gedeactiveerd.

5.13.16 Storing van voedingsfrequentie

De controledoos detecteert automatisch de waarde van de fre-
quentie van de hoofdzakelijke voeding in het interval van 50 ÷ 60
Hz, in beide gevallen worden de werktijden gecontroleerd.
Het probleem wordt aangeduid door het knipperen van de led (zie
paragraaf "Diagnosefunctie storingen - vergrendelingen" op
pag. 26).
 Indien de storing aanwezig is vóór het verzoek om warmte of
tijdens de voorverwarming wordt de brander niet gestart en
wordt de storing gesignaleerd.
 Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de voorventila-
tie blijft de brander in de conditie van de ventilatie en wordt
de storing gesignaleerd.
 De storing wordt niet gedetecteerd tijdens de normale functi-
onering, de brander blijft in deze staat.
De brander wordt weer gestart wanneer de storing verdwijnt.

5.13.17 Storing interne spanning

De controledoos detecteert automatisch als de interne spanning
correct is. Het probleem wordt aangeduid door het knipperen van
de led (zie paragraaf "Diagnosefunctie storingen - vergrende-
lingen" op pag. 26).
 Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de initialisatie
wordt de brander niet gestart.
 Als de storing wordt gedetecteerd na een vergrendeling
wordt de brander niet gestart.
 Als de storing wordt gedetecteerd na een test van de uit-
schakeling wordt de brander niet gestart.
 De storing wordt niet gedetecteerd tijdens de normale functi-
onering, de brander blijft in deze staat.
De brander wordt weer gestart wanneer de storing verdwijnt.

5.13.18 Controle motor ventilator

De controledoos detecteert automatisch de aanwezigheid van de
motor van de ventilator, en in geval van een defect zal deze een
vergrendeling uitvoeren.
De vergrendeling wordt aangeduid door het knipperen van de led
(zie paragraaf "Diagnosefunctie storingen - vergrendelingen"
op pag. 26).
28
NL

Publicité

Chapitres

Table des Matières
loading

Table des Matières