4.2 - ONDERHOUD
Als de apparatuur lange tijd niet gebruikt zal wordt, handel dan als volgt:
a.
Stop de klimaatregelaar en scheid de voeding af.
b. Verwijder de batterijen uit de afstandsbediening.
Probeer nooit om de apparatuur zelfstandig te repareren.
4.2.1 - Periodiek onderhoud
De klimaatregelaar is op dusdanige wijze ontwikkeld dat het normale onderhoud tot een minimum is beperkt.
Het normale onderhoud bestaat uitsluitend uit de volgende reinigingswerkzaamheden:
• Het omgevingsluchtfilter elke 2 weken reinigen of wassen of elke keer dat de rode led gaat branden (de
gebruiker kan deze handeling verrichten zoals is beschreven in de gebruikershandleiding).
• Het reinigen van de condensorbatterij en het condensopvangsysteem.
Deze handelingen moeten periodiek door bekwaam technisch personeel worden verricht met een regelmaat
die afhangt van de installatieplek en de gebruiksintensiteit.
Afhankelijk van de hoeveelheid vuil kan een droge reiniging (door te blazen met een compressorbatterij
en een bakje en de louvres te reinigen met een zachte borstel, zonder ze te vervormen) volstaan of is een
grondigere reiniging met gebruik van specifieke reinigingsmiddelen vereist.
Verzamel het verpakkingsmateriaal en verwijder vuil dat zich tijdens de montage op het apparaat afgezet
heeft voordat u de installatieplek verlaat (afb. 24).
Deze handelingen zijn niet strikt noodzakelijk, maar zorgen ervoor dat de gebruiker zich een professioneel
beeld van de installateur van het apparaat vormt.
Om te vermijden dat de gebruiker vervolgens zinloos telefonisch contact met u zoekt, adviseren we het
volgende voordat u de installatieplek verlaat:
• de gebruiker de inhoud van de handleiding tonen,
• de gebruiker tonen hoe het filter moet worden gereinigd,
• de gebruiker uitleggen hoe en wanneer contact moet worden gelegd met een erkend servicecentrum.
4.2.2 - Afvoer van condenswater in geval van nood
De klimaatregelaar wordt gestopt en geeft het alarm aan door de LED A, LED B en LED C afwisselend te
laten knipperen als het condenswaterafvoersysteem een storing vertoont (afb.46).
Voer het water met de volgende eenvoudige handelingen uit het apparaat af wanneer u op de ingreep van
het servicecentrum wacht (afb. 32):
Controleer, voordat u de handelingen verricht, of de in-
stallatie met de afstandsbediening is uitgeschakeld en of
de stekker uit het stopcontact is verwijderd (of de voor-
geschakelde hoofdafscheider op "0" OFF is geplaatst).
a.
Verwijder de dop (6a) na een voldoende grote houder (inhoud van minstens vijf liter) te hebben aangebracht
waar het water in kan worden opgevangen.
b. Het servicecentrum zal het afvoerkanaal sluiten als het defect is verholpen.
NL - 30