2.4.3 - Montage van de luchtkanalen en de uitwendige roosters
•
Breng de plasticfolie (H) die met de klimaatregelaar geleverd is aan als de gaten zijn geboord (met de
kernboormachine) (afb. 11).
Snij aan de lange zijde van de folie (H) een strook van 130 mm af (afb. 11).
De folie moet 65 mm korter zijn dan de lengte van de muur.
•
Rol de folie (H) op en breng deze in het gat aan. Let daarbij goed op de seallijn (deze moet altijd naar
boven zijn gedraaid) (afb.11).
De buis (H) kan met een normaal stanleymes worden afgesneden (afbeeldingen 11 - 12).
Plaats de roosters als volgt:
a. Breng de afdichting (D) aan op de buitenste rand van de flenzen op de muur (G) zoals in afbeelding 13
is getoond.
b. Zet de twee flenzen vast door 2 pluggen met een diameter van 6 mm aan te brengen in de twee horizontaal
geplaatste bevestigingsgaten (afbeeldingen 14 - 15 - 16).
c.
Breng het kleine oogje, met de lange poot, van de veer aan op de pen van de dop (op de beide
componenten) (afb.17).
d. Breng de twee doppen (met veer) vanuit de voorkant van het buitenste rooster aan op de twee zittingen
ervan, trek ze helemaal aan (afb.18) en bevestig de twee kettingen aan het grote oogje van de veer.
e.
Pak de twee kettingen, bevestigd aan het rooster, met een hand beet;
f.
Vouw de buitenste roosters dubbel door het vouwgedeelte met de vrije hand beet te pakken en de vingers
in de louvres aan te brengen (afb.19).
g. Steek de arm in de leiding tot het buitenste rooster volledig naar buiten steekt.
h. Vouw het rooster open en zorg ervoor dat de vingers in de louvres blijven.
i.
Draai het rooster tot de louvres horizontaal zijn geplaatst en naar beneden zijn gericht.
l.
Span de veer door aan te ketting te trekken en haal de ring van de ketting aan de pen van de interne
doorvoerflens voor de leidingen (afb. 20).
m. Verwijder de overtollige schakels van de ketting met een tang.
Gebruik uitsluitend de geleverde roosters (F) of roosters met identieke
eigenschappen.
2.4.4 - Gaten voor de machine voorbereiden
De unit is uitsluitend bestemd voor de aansluiting op luchtin- en luchtuitredeleidingen met een diameter van
162 mm.
2.4.5 - Plaatsing van het apparaat op de bevestigingsbeugels.
Bevestig de steunbeugels (L) in de eerder geboorde gaten (zie afb. 6) aan de muur met de geleverde
schroeven en pluggen (E) (afb. 21).
Als u gecontroleerd heeft of
de bevestigingsbeugels correct aan de muur zijn bevestigd,
alle voorbereidingen voor de elektrische aansluiting en de condensafvoer verricht zijn (indien nodig),
kan de klimaatregelaar worden opgehangen.
Ga als volgt te werk:
a.
Breng tape (A) aan als referentie voor de bevestigingspunten van de unit (afb. 22).
De tape kan verwijderd worden als de unit aan de muur hangt.
b. Til de klimaatregelaar op door hem aan de zijkanten onderaan beet te pakken en aan de beugels (L) te
haken (afb. 23).
Kantel de onderzijde van het apparaat iets naar u om het vasthaken te vereenvoudigen.
NL - 16