2.2 - AFMETINGEN EN EIGENSCHAPPEN VAN DE INSTALLATIERUIMTE VAN
DE KLIMAATREGELAAR
•
Bereken de thermische belasting in de zomer (en winter in het geval van een model met warmtepomp)
van de ruimte, alvorens de klimaatregelaar te installeren.
•
Hoe nauwkeuriger deze berekening is, des te beter het apparaat zal werken.
•
Raadpleeg de toepasselijke normen voor deze berekeningen.
•
Voor bijzonder belangrijke toepassingen adviseren we u om u door gespecialiseerde technici te laten
bijstaan.
•
Probeer grotere thermische belastingen zo veel mogelijk te beperken aan de hand van de volgende
maatregelen. Breng gordijnen of externe zonwering (luiken, veranda's, reflecterende folie, enz.) aan op
grote ruiten waar de zon op staat. De ruimte waar de klimaatregeling in geïnstalleerd is, moet zo veel
mogelijk gesloten blijven.
•
Maak geen gebruik van halogeenlampen of andere elektrische apparatuur die veel energie verbruiken
(ovens, stoomstrijkijzers, kookplaten, enz.).
2.3 - KEUZE VAN DE POSITIE VAN DE UNIT
Om een beter rendement te bereiken en storingen of gevaarlijke situaties te vermijden, moet de installatie
van de interne apparatuur voldoen aan de volgende eisen:
a.
Plaats de apparatuur niet bloot aan warmte of damp (afb. 3).
b. Zorg ervoor dat rechts en links van het apparaat minstens 60 mm en boven het apparaat minstens 80
mm vrijgehouden wordt (afb. 2).
c.
Bij de installatie laag aan de muur moet tussen de onderkant van de unit en de vloer een ruimte van
minstens 100 mm vrijgehouden worden. Bij de installatie hoog aan de muur moet een ruimte van minstens
80 mm vrijgehouden worden (afb. 2).
d. De wand waarop de binnenunit zal worden gemonteerd, moet stabiel, stevig en geschikt zijn om het
gewicht te dragen.
e.
Rondom de unit moet voldoende ruimte vrijgehouden worden zodat onderhoud kan worden verricht.
f.
De vrije circulatie van lucht aan de luchtintrede bovenaan en de luchtuittrede aan de voorkant mag niet
verhinderd worden (door bijv. gordijnen, planten of meubels). Hierdoor zou turbulentie kunnen ontstaan
die de correcte werking van het apparaat verhindert (afb. 3).
g. Sproei geen water of andere vloeistoffen op het apparaat (afb. 3).
h. Plaats het apparaat niet zodanig dat de luchtstroom direct op mensen in de nabijheid wordt gericht (afb.
3).
i.
De uittredelouvres nooit geforceerd openen (afb. 3).
l.
Geen flessen, blikjes, kleding, planten of andere voorwerpen op het luchtintrederooster plaatsen (afb.
3).
m. De klimaatregelaar niet direct boven een huishoudelijk apparaat (tv, radio, koelkast enz.) of boven een
warmtebron installeren (afb. 3).
Kies voor de installatie tegen een buitenmuur.
Controleer, als de installatieplek bepaald is, of op de punten waar gaten
geboord moeten worden geen structuren of installaties (balken, kolommen,
waterleidingen, elektrische kabels, enz.) aanwezig zijn die de installatie zouden
kunnen verhinderen.
NL - 13
UNICO AIR
INVERTER R32