4.3. Feineinstellen Fadenspannungen - Ketten- & OL Stiche
4.3. Réglage Þ n de la tension du Þ l – point de chaînette et de surjet
4.3. Regolazione della tensione dei Þ li - punti catenella e overlock
4.3. Fijnafstellen draadspanningen - Ketting- & overlocksteken
1
3
4
5
6
8
9
64
Nähprobe prüfen
2
Kettenstich und OL (Stich No.16-20)
1. Oberer Greiferfaden (blau).
2. Unterer Greiferfaden (rot).
3. Rechter/Linker Nadelfaden (grün) (grüne
3
Spannung).
4. Kettengreifer Faden (violett).
5
5. Kettengreifer Nadelfaden (gelb).
4
4/3 Faden OL (Stich No.1-8)
6. Oberer Greiferfaden (blau).
7. Unterer Greiferfaden (rot).
8. Rechter Nadelfaden (grün).
9. Linker Nadelfaden (gelb).
7
Die Fadenspannung ist richtig eingestellt,
wenn sich die beiden Greiferfäden genau an
der Stoffkante treffen. Die Nadelfäden sind
als Linien von geraden Stichen erkennbar
und machen die Naht haltbar und trotzdem
9
dehnbar.
8
VériÞ cation de l'essai de couture
Point de chaînette et surjet (points no.16-20)
1. Fil de boucleur supérieur (bleu).
2. Fil de boucleur inférieur (rouge).
3. Fil d'aiguille de droite et gauche. (vert)
(tension verte).
4. Fil de boucleur double chaînette (violet).
5. Fil d'aiguille double chaînette (jaune).
Surjet à 4/3 Þ ls (points no. 1-8)
6. Fil de boucleur supérieur (bleu).
7. Fil de boucleur inférieur (rouge).
8. Fil d'aiguille de droite (vert).
9. Fil d'aiguille de gauche (jaune).
La tension de fil est réglée correctement
si les deux fils des boucleurs se croisent
e x a c t e m e n t a u b o r d d u t i s s u . L e s f i l s
d'aiguilles se distinguent en formant des
lignes de points droits et assurent une couture
durable et quand même extensible.
Fadenspannung
Die Fadenspannung muss den verschiedenen
Arten von Nähgut angepasst werden. Die
Grundspannung für die meisten Stoffe und
Fäden liegt zwischen 3 und 5. Sie kann stärker
davon abweichen, wenn Spezialfäden wie
Cordonnet , Perlgarn, Bauschgarn oder andere
Effektgarne verwendet werden. Dekorative
Garne nur als Greiferfäden verwenden. Die
Grösse der Greiferöhre ist massgebend für die
maximale Garnstärke.
In einem Bereich zwischen 1 und 9 kann
die Fadenspannung stufenlos jeder Arbeit
angepasst werden.
Drehung nach unten ergibt weniger Spannung.
Drehung nach oben ergibt mehr Spannung.
Tension de Þ l
L a t e n s i o n d e f i l d o i t ê t r e a d a p t é e a u x
différentes sortes d'ouvrage. La tension de base
pour la plupart des tissus et fils s'établit entre
3 et 5. Elle peut s'en écarter davantage avec
l'emploi de fils spéciaux comme le cordonnet,
le coton perlé, le fil texturé ou d'autres fils
produisant certains effets. Les fils décoratifs
seront utilisés uniquement dans les boucleurs.
L'importance du chas des boucleurs détermine
l'épaisseur maximale du Þ l.
Dans la zone entre 1 et 9, la tension de Þ l peut
être adaptée progressivement à chaque travail.
La rotation vers le bas diminue la tension.
La rotation vers le haut augmente la tension.
Controllo prova del cucito
Punto catenella e overlock (punti n. 16-20)
1. Filo del crochet superiore (blu).
2. Filo del crochet inferiore (rosso).
3. Filo dell'fago destro/sinistro (verde),
tensione verde.
4. Crochet per punto catenella, marcatura viola.
5. Ago per punto catenella, marcatura lilla
(tensione gialla)
Overlock a 4/3 Þ li (punto n.1- 8)
6. Filo del crochet superiore (blu)
7. Filo del crochet inferiore (rosso)
8. Filo dell'ago destro (verde)
9. Filo dell'ago sinistro (giallo)
La tensioni è regolata correttamente, se i due
fili dei crochet si annodano esattamente sul
margine tagliato della stoffa. I fili degli aghi
formano due linee di punti diritti, che rendono
la cucitura solida ed allo stesso tempo elastica.
Proeß apje controleren
Kettingsteek en overlock (steek nr.16-20)
1. Bovengrijperdraad (blauw)
2. Ondergrijperdraad (rood)
3. Rechter-/linkernaalddraad (groen) (groene
draadspanning)
4. Kettinggrijperdraad (paars)
5. Kettinggrijper-naaldraad (paars) (gele
draadspanning)
4/3-draads overlock (steek nr.1-8)
6. Bovengrijperdraad (blauw)
7. Ondergrijperdraad (rood)
8. Rechter naalddraad (groen)
9. Linker naalddraad (geel)
De draadspanning is correct ingesteld
wanneer de beide grijperdraden op de
stofkant samenvallen. De naalddraden zijn als
een lijn van rechte steken zichtbaar en zorgen
voor een duurzame en rekbare naad.
Tensione del Þ lo
La tensione del filo deve essere adattata ai
diversi materiali. La regolazione standard per la
maggior parte dei materiali e dei Þ li varia tra 3 e
5. Filati decorativi, Þ lanca ecc. richiedono spesso
una regolazione particolare della tensione -
con questi filati speciali i valori della tensione
possono variare parecchio. Usare Þ li decorativo
solo nei crochet. Lo spessore massimo del filo
dipende dalla cruna dell'ago. La tensione del Þ lo
può essere adattata progressivamente tra 1-9 a
qualsiasi tipo di lavorazione.
Girare la rotella verso il basso per ridurre la
tensione.
Girare la rotella verso l'alto per aumentare la
tensione.
Draadspanning
De draadspanning moet aan de verschillende
soorten materiaal worden aangepast. De
basisspanning voor de meeste stoffen en garens ligt
tussen 3 en 5. De spanning kan van deze instelling
afwijken wanneer speciale garens zoals cordonnet,
parelgaren, filamentgaren of andere siergarens
worden gebruikt. Gebruik siergarens alleen voor de
grijpers. De grootte van het grijperoog is beslissend
voor de maximale garendikte. In een bereik tussen
1 en 9 kan de draadspanning traploos aan elk
naaiwerk worden aangepast.
Door de knop naar beneden te draaien wordt de
spanning verminderd.
Door de knop naar boven te draaien wordt de
spanning verhoogd.