BRANDSTOFMENGSEL
WAARSCHUWING
Vul de brandstoftank nooit tot aan de rand. Doe de
brandstof nooit op een afgesloten, ongeventileerde
plaats in de tank. Doe nooit brandstof in de tank in de
buurt van open vuur of vonken. Wis gemorste brand-
stof beslist weg, voordat u de motor start. Probeer
nooit bij te tanken, als de motor warm is.
De voor dit model benodigde brandstof is een mengsel
van loodvrije benzine en speciale motorolie. Gebruik
voor het mengen van benzine met tweetakt motorolie,
alleen benzine die GEEN ETHANOL of METHANOL
bevat. Gebruik loodvrije merkbenzine met een octaan-
gehalte van minimaal 89. Dat helpt eventuele schade
aan de brandstofleidingen en aan andere motoronder-
delen te voorkomen.
MENGVERHOUDING 30:1
BRANDSTOF
De motor gebruikt een 2-takt-mengsel, een mengsel
van benzine en 2-takt-olie in de verhouding 30:1 (33
delen benzine en 1 deel olie).
BENZINE
Gebruik loodvrije merkbenzine met een octaangehalte
van minimaal 89.
Brandstofmengsels met een andere mengverhouding
dan 30:1, kunnen schade aan de motor veroorzaken.
Let goed op de juiste mengverhouding.
BRANDSTOF OPSLAAN
Sla brandstof alleen op in schone, veilige, voor dat
doel goedgekeurde tanks. Stelt u zichzelf met betrek-
king tot de wijze van opslaan en de opslagplaats van
brandstoftanks, op de hoogte van lokaal geldende
voorschriften en volg deze voorschriften op.
BELANGRIJK
Een 2-takt-mengsel kan zich weer scheiden. Schud
telkens voor gebruik grondig de brandstoftank. Opge-
slagen brandstof veroudert. Maak nooit meer van het
mengsel dan dat u voor een periode van een maand
denkt nodig te hebben.
BRANDSTOFMENGSEL
Controleer de brandstoftank. Zorg ervoor dat die
schoon is en vul hem met verse brandstof. Gebruik
een mengsel met een mengverhouding van 30:1.
VOORBEREIDINGEN VOOR HET GEBRUIK
GEBRUIK VOOR HET MENGEN VAN BENZINE
MET TWEETAKT MOTOROLIE, ALLEEN BENZINE
DIE GEEN ETHANOL OF METHANOL BEVAT. DIT
HELPT
EVENTUELE SCHADE AAN DE BRAND-
STOFLEIDINGEN EN AAN ANDERE MOTORON-
DERDELEN TE VOORKOMEN.
MENG BENZINE EN OLIE NOOIT RECHTSTREEKS
IN DE BRANDSTOFTANK.
BELANGRIJK: Het niet-opvolgen van de aanwijzin-
gen voor het op de juiste wijze samenstellen van het
brandstofmengsel, kan tot schade aan de motor leiden.
1. Meng bij het maken van het brandstofmengsel al-
leen de hoeveelheid die u voor het werk dat u wilt
gaan verrichten, nodig hebt. Gebruik geen brand-
stof, die langer dan twee maanden is opgeslagen
geweest. Een brandstofmengsel dat langer dan
twee maanden opgeslagen is geweest, leidt tot
problemen bij het starten en tot een zwak motor-
vermogen. Een brandstofmengsel dat de bovenge-
noemde bewaartermijn heeft overschreden, moet
als chemisch afval verwijderd worden en door een
vers mengsel worden vervangen.
WAARSCHUWING
2. Vul de tank nooit tot aan de rand (onder 3/4 van de
tankinhoud).
3. Vul de tank nooit met brandstof in een afgesloten,
ongeventileerde ruimte.
4. Vul nooit brandstof bij in de buurt van open vuur of
vonken.
5. Wis gemorste brandstof beslist weg, voordat u de
motor start.
6. Probeer nooit te tanken als de motor warm is.
CHECKLIST (voor het starten controleren)
1. Controleer of schroeven, bouten, moeren en beves-
tigingsonderdelen goed vast zitten.
2. Controleer of het luchtfilter schoon is. Verwijder vuil
etc. van het luchtfilter, voordat u de motor start.
3. Controleer of de beschermkap goed zit.
4. Controleer de dichtheid van de brandstoftank.
5. Controleer of er geen scheuren of breuken in het
mes zitten.
WAARSCHUWING
De uitlaatgassen van dit apparaat bevatten chemische
stoffen die kanker, geboorteafwijkingen en andere re-
productieve schade kunnen veroorzaken.
GEBRUIK
MOTOR STARTEN EN UITSCHAKELEN
VEILIGHEIDS-
SCHAKELAAR
STARTEN BIJ KOUDE MOTOR
l. Zet de stop-schakelaar in stand „START". Druk de
gashandel in en op halfgas blokkeren door de gas-
handelblokkade te bedienen. Gashandel loslaten.
2. Druk de pompknop aan de brandstofpomp 7-10 keer
in, totdat er brandstof in de brandstofpomp komt
NL-10
GEVAAR
GEVAAR
STOP-SCHAKELAAR
BLOKKEERKNOP
GASHANDEL