MONTAGE VAN DE DRAADSNIJKOP
WAARSCHUWING!
Draai aan de schroefdraadbout van de aandrijfas, zo-
dat de boring van het adapterplaatje op gelijke hoogte
zit met de boring in de steel van het apparaat, en steek
de zeskantsleutel erin om te blokkeren.
Houder A moet gebruikt worden. Houder B, de ge-
tande borgring en de splitpen goed bewaren. Deze
onderdelen heeft u bij het monteren van de maaikop
niet nodig.
Draai de maaikop op de schroefdraadbout (tegen de
richting van de wijzers van de klok in) tot hij vast zit.
Trek de zeskantsleutel eruit.
Let erop dat op de beschermkap, bij het maaien met
de draadsnijkop, altijd het zwarte verlengstuk van de
beschermkap is aangebracht.
MONTEREN EN OMDOEN VAN DE SCHOUDER-
GORDEL
Doe de schoudergordel om, zoals op de afbeelding
wordt getoond. Het heupkussentje bevindt zich op de
rechterheup. Bevestig de karabijnhaak van de gordel
in de steelhouder. Stel de gordel in op uw lichaams-
lengte.
VOORZICHTIG!
x
LET OP: Deze draaggordel heeft een veiligheidsvoor-
ziening, opdat in noodgevallen de gordel direct van het
apparaat gescheiden kan worden. Trek daartoe krach-
tig aan de rode treklus (x) van de gordel. De gordel
is daarmee direct van de bevestigings- voorziening
gescheiden.
REGELS VOOR VEILIG GEBRUIK
WAARSCHUWING
Alle modellen trimmers en bosmaaiers kunnen kleine
stenen, stukjes metaal of andere kleine voorwerpen
alsmede maaigoed in het rond slingeren. Lees daarom
de volgende voorschriften voor een veilig gebruik van
het apparaat, zorgvuldig door. Hou rekening met de
aanwijzingen die in uw gebruikershandboek staan.
Lees het gebruikershandboek zorgvuldig door. Maakt
u zichzelf vertrouwd met de besturingselementen en
met het op correcte wijze gebruiken van het apparaat.
Leer hoe u het apparaat kunt afremmen en de motor
kunt uitschakelen. Lees verder hoe u het omgehangen
apparaat snel kunt afhaken. Geef niemand toestem-
ming om het apparaat te gebruiken, zonder dat hij of
zij tevoren goed op de hoogte is gebracht van de wer-
king van het apparaat. Zorg ervoor dat de bediener de
juiste veiligheidsuitrusting draagt voor voeten, benen,
gezicht en gehoor. Ga er niet vanuit dat de bescherm-
kap alleen uw ogen tegen rondvliegende objecten be-
schermt. Houd toeschouwers, kinderen en huisdieren
uit de buurt van uw werkterrein. Geef kinderen nooit
de gelegenheid om met het apparaat te werken of te
spelen. Sta andere personen niet toe om de GEVA-
RENZONE te betreden. De gevarenzone is een zone
met een actieradius van 15 meter (ongeveer 16 stap-
pen) rondom de bediener van het apparaat.
Sta erop dat personen in de RISICOZONE buiten de
GEVARENZONE een veiligheidsbril dragen om zich
tegen rondvliegende voorwerpen te beschermen.
Wanneer het apparaat op plaatsen moet worden ge-
bruikt alwaar zich onbeschermde personen ophouden,
werkt u dan met een laag toerental, om het risico van
rondvliegende voorwerpen te verminderen.
NL-6
GEVAAR