5.3.5 Controleren van machineveiligheid en -efficiëntie
1. Vergewis u ervan dat de veiligheidsinrichtingen werken zoals beschreven (☛5.2).
2. Vergewis u ervan dat de rem perfect werkt.
3. Begin niet te maaien wanneer het mes trilt of wanneer u niet zeker bent dat het scherp
genoeg is. Denk er altijd aan dat:
-- - een slecht geslepen mes trekt het gras stuk waardoor het grasveld geel wordt.
-- - een los mes veroorzaakt ongewenste trillingen en kan gevaarlijk zijn.
WAARSCHUWING!
dealer voor de vereiste inspecties en reparaties
5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
5.4.1 De motor starten
Alle starthandelingen moeten worden verricht in een open of
GEVAAR!
GEVAAR!
GEVAAR!
GEVAAR!
goed geventileerde zone! DENK ER STEEDS AAN DAT
UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN!
«CHOKE» (indien aanwezig) zoals getoond op het label (☛ 4.12 ). Bij een warme motor
of wanneer de machine geen choke heeft, zet u de hendel ergens tussen «SLOW» en
«FAST»;
Elektrische start
5. breng de sleutel aan (☛ 4.11) en draai hem in de stand «ON» om elektrisch
contact te maken, en draai hem vervolgens naar «START» om de motor te
starten;
6. laat de sleutel los zodra de motor aanslaat;
Page 87 de 181
Gebruik de machine niet als u niet zeker bent of
ze veilig of doeltreffend werkt. Wanneer u twijfelt,
dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw
De motor starten:
1. neem plaats op de stoel en trap het rempedaal helemaal in (
☛4.3);
2. zet de versnellingshendel in neutraal («N») (☛ 4.4);
3. ontkoppel het mes (☛ 4.6);
4. voor een koude start zet u de gashendel in de stand