Dräger FPS 7000 Mode D'emploi page 41

Typegelijke markeringen
De ademaansluitingen zijn verschillend gekenmerkt:
Aansluitstuk RA, PE, ESA, P
Maskerlichaam EPDM of Si,
EN 136:1998 CL.3+, CE0158
Maskerlichaams- S (klein), M (middelgroot), L (groot)
maten
Binnenmasker- 1 (klein), 2 (middelgroot), 3 (groot)
maten
Vizier PC, F (brandweer), volgens EN 166
A (schietklasse 190 m/s)
T (beschieting bij extreme temperaturen,
o
gekeurd bij -30...+60
PCas (met krasvaste coating)
PCaf ( krasvaste buitenzijde, binnenzijde
met anti-aanslag laag)
Rubberen CR of Si, M/L of S
hoofdtuig
Haarnet H, M/L
Masker/helm- H61 (S-fix) of H62 (Q-fix)
adapter
Gebruik van het volgelaatsmasker
en de masker/helm-combinatie
Voor het gebruik
De exploitant/gebruiker moet vóór het eerste gebruik op de vol-
gende punten te letten (zie Europese Richtlijn 89/656/EEG):
— de pasvorm moet juist zijn, zodat b.v. het masker absoluut
dicht afsluit,
— de persoonlijke veiligheidsuitrusting moet passen met ande-
re persoonlijke veiligheidsuitrusting (b.v. beschermingsjas)
die gelijktijdig wordt gedragen,
— de persoonlijke veiligheidsuitrusting moet geschikt zijn voor
de condities die van toepassing zijn op de werkplek,
— de persoonlijke veiligheidsuitrusting moet voldoen aan de er-
gonomische eisen en de gezondheidstoestand van de betref-
fende drager van het ademhalingstoestel,
— de masker/helm-combinatie dient wegens het stijve ontwerp
uiterst zorgvuldig op de drager te worden afgesteld (juiste
maskermaten, instelling van de maskergeleiding en het bin-
nenwerk van de helm).
Ademaansluiting voor het gebruik voorbereiden
De maskerlichamen zijn verkrijgbaar met de maten S, M, L; de
binnenmaskers met de maten 1, 2 en 3. Over het algemeen
wordt een ademaansluiting met de standaardmaten S of L
gebruikt. In geval van problemen met de dichtheid is het aan te
raden een ademaansluiting met de maten S of L te gebruiken.
Maskerdragers moeten met de voor hem passende masker-
maten uitgerust zijn.
In ieder geval dient u vóór gebruik ervoor te zorgen dat de
ademaansluiting dicht op het gezicht zit. De afdichtingslijn tus-
sen hoofd en ademaansluiting moet vrij van haren en vreemde
voorwerpen zijn, omdat deze een lekkage kunnen veroorza-
ken. Het is aan te bevelen dat brildragers een maskerbril
gebruiken.
C met 190 m/s)
Masker/ Maskergeleiding en binnenwerk van de helm
afstellen
helm-com-
binatie
De maskergeleiding en het binnenwerk moeten precies op
elkaar afgestemd zijn om te waarborgen dat het volgelaatmas-
ker dicht zit.
Bij extreme hoofdvormen kunnen incompatibiliteiten of lekka-
ges optreden.
Zo nodig, maskerbril inbouwen
Beschermfolie van de voorzetruit verwijderen.
Voorafgaand aan het gebruik dient u te controleren of de
ademaansluiting dicht zit (zie "Lektests" op pagina 43).
Volgelaats-
masker
Ademaansluiting aanbrengen
Bij extreem lage temperaturen is het aan te raden dat de
gebruiker bij het opzetten van het masker inademt of kort de
adem inhoudt. Hierdoor wordt het beslaan van het masker ver-
minderd.
1) De bijbehorende montageaanwijzing opvolgen.
2) De bijbehorende gebruiksaanwijzing opvolgen.
OPMERKING
2)
.
WAARSCHUWING
1)
.
Hoofdtuig volledig openen.
Zo nodig, nekdraagband om de nek hangen
en in de klaarzetpositie bevestigen (afb. B).
OPMERKING
Volgelaats- Volgelaatsmasker in de klaarzetpositie ont-
masker grendelen.
Hoofdtuig uitbreiden en kin in het kinstuk leg-
gen (afb. C).
Hoofdtuig over het hoofd trekken en naar ach-
teren schuiven.
Volgelaatsmasker afstellen.
Eerst de nekbanden, dan de slaapbanden en
ten slotte de voorhoofdband gelijkmatig aan-
spannen (afb. D).
Masker/ Helm voor het gebruik voorbereiden; zie ge-
helm-com- bruiksaanwijzing van de helm.
binatie Helm opzetten, kinriem open laten.
Beide masker/helm-adapters grijpen en de
bovenste rand van het volgelaatsmasker te-
gen het voorhoofd drukken.
Kin in de kinkom plaatsen.
Beide masker/helm-adapters gelijktijdig naar
achteren trekken en in de maskergeleiding
van de helm hangen.
Volgelaatsmasker afstellen. De gehele afdich-
tingslijn moet dicht aan het hoofd zitten; zo
nodig het masker onder de voorhoofdband
van de helm of beneden de bescherming te-
gen hitte en vlammen schuiven.
Kinriem van de helm sluiten en controleren of
de helm vast op het hoofd zit; zo nodig kin-
riem afstellen.
Door een tweede persoon laten controleren
of het masker goed zit. De masker/helm-
adapters moeten gespannen zijn; als dit niet
het geval is: masker-adaptertassen op de
2)
helm afstellen .
Op dichte afsluiting controleren
P Ademautomaat in het aansluitstuk schuiven.
De ademautomaat draaien en trekken om te controle-
ren of hij goed zit. Vraag een tweede persoon om de
correcte zitting en verbinding te controleren.
Middendrukslang met de duim sluiten.
Inademen en de adem inhouden. Er mag geen lucht
naar binnen komen; zo nodig controleren of het mas-
ker goed zit. De uitgeademde lucht moet onbelem-
merd door het uitademventiel kunnen ontsnappen.
Herhaal de gelaatsafdichtingstest twee keer.
Ademluchttoestel of slangapparaat aansluiten.
Alternatieve lektest, wanneer de ademautomaat aange-
sloten blijft op het ademluchttoestel en het masker:
Flesventiel sluiten.
Het systeem leeg ademen en de lektest uitvoeren.
Flesventiel weer openen.
41