8. RICHTLIJN OM PROBLEMEN VAST TE STELLEN
PROBLEEM
TOESTAND
1. Het controlelampje
Sleuteltje op «DRAAIEN»,
brandt niet
de motor is uitgeschakeld
2. De startmotor werkt
Sleuteltje op «STARTEN»
niet
en het controlelampje
brandt
Sleuteltje op «STARTEN»
en het controlelampje
knippert
3. De motor start niet
Sleuteltje op «STARTEN»
MOGELIJKE OORZAAK
Het beveiligingssysteem schakelt zich in omdat:
– de accu verkeerd aangesloten is
– de accu helemaal leeg of gesulfateerd is
– de polen van de accu verwisseld zijn
– de zekeringen doorgebrand zijn
– de aansluitingen onjuist zijn
– de kaart vochtig is
– de microschakelaars massa maken
– de accu is onvoldoende geladen
– zekering met onderbroken lading
– de aansluitingen zijn onjuist
– de toestemming om te starten ontbreekt
– er wordt geen benzine aangevoerd
– er is een storing in de ontsteking
OPLOSSING
Draai het sleuteltje op «UIT» en probeer de oorzaak
op te sporen:
– controleer de aansluitingen
– laad de accu opnieuw op
– sluit de polen juist aan
– vervang de zekering (
6.4.4)
– controleer de aansluitingen
– laten opdrogen
– controleer de aansluitingen
– laad de accu opnieuw op (als de storing aanhoudt
neem dan contact op met een erkende garage)
– vervang de zekering (
6.4.4)
– controleer de aansluitingen
– controleer of aan de nodige voorwaarden werd
voldaan om de motor te starten (
– controleer het benzinepeil in de tank
– draai de benzinekraan open (indien aanwezig)
– controleer de bedrading van de elektrische
benzinekraan bij de carburateur
(indien aanwezig)
– controleer het benzinefilter
– controleer de bevestiging van de bougiekap
– controleer de afstand en de toestand van de elek-
troden van de bougies
5.3.7)
NL
31