Montage
Energievoorziening
Het meetgereedschap kan worden gebruikt met in de handel
verkrijgbare batterijen of accu's die worden geplaatst in het bat-
terijvak 16 of met het CST/berger-accupack 18.
Gebruik met batterijen of accu's
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden alkalimang-
aanbatterijen of accu's geadviseerd.
– Voor het inzetten van de batterijen of accu's draait u de moer
19 los en verwijdert u het batterijvak 16.
Let bij het inzetten van de batterijen of accu's op de juiste pool-
aansluitingen overeenkomstig de afbeelding in het batterijvak.
Vervang altijd alle batterijen of accu's tegelijkertijd. Gebruik al-
leen batterijen of accu's van één fabrikant en met dezelfde capa-
citeit.
– Breng het batterijvak 16 weer aan. Let erop dat de nok van
het batterijvak in de bijbehorende uitsparing van het huis
grijpt (zie weergave op de pagina's met afbeeldingen).
Schroef het batterijvak met de moer 19 goed vast.
Neem de batterijen of accu's uit het meetgereedschap
als u het langdurig niet gebruikt. Als de batterijen of accu's
lang worden bewaard, kunnen deze gaan roesten en leegra-
ken.
Gebruik met accupack
Laad het accupack 18 vóór het eerste gebruik op. Het accupack
kan uitsluitend worden opgeladen met het daarvoor bestemde
oplaadapparaat 31.
– Steek de oplaadstekker 32 van het oplaadapparaat in de
aansluiting 17 van het accupack. Sluit het oplaadapparaat
op het stroomnet aan. Het opladen van het lege accupack
duurt ca. 14 uur.
Een nieuw of lang niet gebruikt accupack levert pas na ongeveer
vijf oplaad- en ontlaadcycli zijn volledige capaciteit.
Laad het accupack 18 niet na elk gebruik op, omdat anders de
capaciteit ervan verminderd wordt. Laad het accupack alleen
op als de oplaadindicatie 6 knippert of continu brandt.
Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen geeft aan dat
het accupack versleten is en moet worden vervangen.
– Als u het accupack 18 wilt vervangen, draait u de moer 19 los
en verwijdert u de accupack 18.
– Breng een nieuwe accupack 18 aan. Let erop dat de nok van
het accupack in de bijbehorende uitsparing van het huis
grijpt (zie weergave op de pagina's met afbeeldingen).
Schroef het accupack met de moer 19 goed vast.
Neem het accupack uit het meetgereedschap als u het
gedurende lange tijd niet gebruikt. Accu's kunnen roesten
of hun lading verliezen als deze lang worden bewaard.
Indicatie oplaadtoestand
Als de oplaadindicatie 6 voor het eerst rood knippert, kan het
meetgereedschap nog 2 uur worden gebruikt. Bij gebruik van in
de handel verkrijgbare batterijen of accu's kan de resterende
bedrijfsduur afwijken.
Als de oplaadindicatie 6 continu rood brandt, zijn er geen metin-
gen meer mogelijk. Het meetgereedschap wordt na 1 minuut
automatisch uitgeschakeld.
800.561.8187
2 609 141 178 • 2.4.14
Gebruik
Ingebruikneming
Bescherm het meetgereedschap tegen vocht en fel zon-
Stel het meetgereedschap niet bloot aan extreme tempe-
Voorkom heftige schokken of vallen van het meetge-
Meetgereedschap opstellen
– Stel het meetgereedschap op een stabiele ondergrond in de
Vanwege de hoge nivelleernauwkeurigheid reageert het meet-
gereedschap zeer gevoelig op trillingen en verplaatsingen. Let
daarom op een stabiele positie van het meetgereedschap om
onderbrekingen van het gebruik door opnieuw nivelleren te
voorkomen.
In- en uitschakelen
Om energie te sparen, schakelt u het meetgereedschap alleen
in als u het gebruikt.
– Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u op de
Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk
Het meetgereedschap begint meteen na het inschakelen met
automatisch waterpassen. Tijdens het waterpassen knippert de
waterpasindicatie 3 in een snel ritme. De laser roteert niet en
knippert.
Het meetgereedschap is waterpas gesteld zodra de waterpasin-
dicatie 3 continu groen brandt en de laser continu schijnt. Het
meetgereedschap start automatisch met roteren. De schok-
www.
.com
licht.
raturen of temperatuurschommelingen. Laat het bijvoor-
beeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat het meetgereed-
schap bij grote temperatuurschommelingen eerst op de
juiste temperatuur komen voordat u het in gebruik neemt. Bij
extreme temperaturen of temperatuurschommelingen kan
de nauwkeurigheid van het meetgereedschap nadelig wor-
den beïnvloed.
reedschap. Na sterke externe inwerkingen op het meetge-
reedschap dient u, voordat u de werkzaamheden voortzet,
altijd een nauwkeurigheidscontrole uit te voeren (zie „Nauw-
keurigheidscontrole van het meetgereedschap",
pagina 116).
Horizontale stand
(RL25H/RL25HV)
Verticale stand
horizontale of verticale stand op, monteer het op een statief
of op de muurhouder 28 met afsteleenheid.
aan/uit-toets 2. Ter bevestiging lichten alle indicaties kort
op.
RL25H: Het meetgereedschap zendt onmiddellijk na het in-
schakelen de variabele laserstraal 14 uit.
RL25HV: Het meetgereedschap zendt onmiddellijk na het in-
schakelen een variabele laserstraal 14 en een loodstraal 15
uit.
zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote af-
stand.
information@itm.co
(RL25HV)
Nederlands | 113