(Vertaling van de originele gebruiksaanwijzingen)
als u de motor wilt laten lopen Anders
kunnen de dynamo en het elektrische
systeem beschadigd raken
5 3 2 De accu opladen
Voor het eerste gebruik dient de accu
volledig te worden opgeladen
Zie voor de procedures voor het opla-
den van de accu 9 12
5 4
ZITTING (7, 8)
1 Verwijder de volgende onderdelen van de
zittinghouder:
•
4 moeren (voor transportvergrendeling,
niet gebruikt).
•
4 schroeven (7:K, 8:K)
•
4 borstringen (7:L, 8:L)
•
4 Grower-ringen (7:R, 8:R)
2 Plaats de zitting op de zittinghouder.
3 Draai de borstringen (7:L, 8:L) op de schroe-
ven (7:K, 8:K), met de borstringen (7:R, 8:R).
4 Plaats de schroeven met de borstringen door
de gaten in de zittinghouder en de openingen
in de zittingplaat. Schroef de zitting vast.
Aanhaalmoment: 9±1,7 Nm.
Als het aanhaalmoment groter dan
9±1,7 Nm is, raakt de zitting bescha-
digd
5 Zorg dat de zitting eenvoudig in de gaten van
de houder valt.
De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine
buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar vo-
ren zodat het kussen niet nat wordt.
5 5
STUURWIEL (9)
Om de speling van de stuurkolom tot een
minimum te beperken, moeten de vulringen van
0,5 mm en/of 1 mm (3:C, 3:B) op de stuurkolom
worden gemonteerd, tussen de bussen pos. (9:A) .
Hiervoor gaat u als volgt te werk.
1 Monteer de bus (9:B) op de stuurkolom en zet
hem vast door één van de pennen (9:C) er
voor ongeveer 1/3 van zijn lengte in te steken.
2 Trek de bus en de stuurkolom omhoog.
3 Controleer of de vulring van 0,5 mm, de vul-
ring van1 mm of beide ringen in de opening
kunnen worden geplaatst die ontstaat in het
punt (9:A). Forceer de ring(en) niet, er moet
een klein beetje speling zijn.
4 Haal de pen (9:C) naar buiten met de pons
NEDERLANDS
(9:D) en demonteer de bus.
5 Plaats de ring(en) zoals aangegeven bij punt
3 hierboven.
6 Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom
en vergrendel deze door de beide pennen er
volledig in te steken. Blokkeer de stuurkolom.
5 6
TREKPLAAT (10)
Monteer de trekplaat (10:B) aan de achterzijde
van de machine.
Gebruik de schroeven en moeren (10:A, 10:C).
Aanhaalmoment: 22 Nm.
5 7
ARMLEUNINGEN - mod : [4WD] (11)
De armleuningen en de onderdelen die nodig zijn
voor de installatie ervan worden in een aparte
verpakking geleverd.
5 8
SNELSLUITINGEN (1:N)
De snelsluitingen en installatie-instructies worden
in een aparte doos geleverd.
Monteer de snelsluitingen op de voorste assen
van de machine.
5 9
BANDENSPANNING
Zie voor de bandenspanning "0 TABEL TECHNI-
SCHE GEGEVENS"
5 10 ACCESSOIRES
Voor de montage van accessoires kijkt u in de
aparte montagehandleiding die bij iedere acces-
soire wordt geleverd.
Opmerking: In dit geval wordt de
maaisysteemgroep als een accessoire
beschouwd
6 BEDIENINGSELEMENTEN
6 1
GELUIDSSIGNAAL
Signaleert het wegvallen van de druk in het
hydraulische circuit van de motor.
Wanneer het geluidssignaal ook klinkt
wanneer de motor op normaal toerental
draait, de motor uitzetten en de motoro-
lie controleren /bijvullen (25:A)
• Wanneer klinkt het geluidssignaal:
• met losgelaten "koppeling-parkeerrem"-pedaal
(12:B) en contactsleutel (13:C, 14:C) in
rijstand.
NL
13