(Vertaling van de originele gebruiksaanwijzingen)
Veeg de omgeving van de peilstok schoon
(25:A). Trek de stok naar buiten en veeg
hem schoon.
Steek de as volledig naar binnen.
Trek de peilstok weer naar buiten. Lees het
oliepeil af.
Vul olie bij tot de "MAX"-streep als het olie-
peil onder deze markering staat (25).
Het oliepeil mag nooit boven de "MAX"-
streep komen Een te hoog oliepeil kan
de motor oververhitten Als het oliepeil
boven de "MAX"-streep staat, dient u
olie af te tappen totdat het juiste peil is
bereikt
9 5 2 Verversen/vullen (25, 26)
Zie voor de service-intervallen ho-
ofdstuk 13
Zie voor het soort olie dat u moet ge-
bruiken paragraaf "0 TABEL TECHNI-
SCHE GEGEVENS"
Gebruik olie zonder additieven
Vul niet teveel olie, hierdoor zou
oververhitting van de motor kunnen
ontstaan
Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Als u de motor meteen na het uitscha-
kelen van de motor aftapt, kan de mo-
torolie zeer heet zijn Laat de motor een
paar minuten afkoelen voordat u de olie
aftapt
Ga als volgt te werk:
1 Zet de machine op een vlakke ondergrond.
2 Schakel de parkeerrem in.
3 Open de motorkap.
4 Trek de olieafvoerleiding (26:A) uit de verti-
cale stand, laat hem tussen het frame en de
motor door glijden en breng hem omlaag.
5 Zet de klem op de afvoerslang. Gebruik
een verstelbare tang, polygrip of dergelijke
(26:B).
6 Verplaats de klem 3-4 cm op de afvoerslang
en verwijder de dop (26:C).
7 Vang de olie op in een vat.
LET OP! Knoei geen olie op de aan-
drijfriemen
NEDERLANDS
8 Volg de lokale voorschriften voor het afvoe-
ren van afgewerkte olie op.
9 Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats
de klem zodat deze zich boven de plug be-
vindt.
10 Verwijder eventuele gemorste olie.
11 Verwijder de vuldop (25:A) en vul met nieuwe
olie. Zie voor de oliehoeveelheid paragraaf "0
TABEL TECHNISCHE GEGEVENS".
12 Na het bijvullen van olie start u de motor en
laat u deze 30 seconden stationair draaien.
13 Controleer of er een olielek is.
14 Zet de motor af. Wacht 30 seconden en con-
troleer dan opnieuw het oliepeil. Zie zo nodig
ook "controleren/bijvullen" in paragraaf 9.5.1.
9 5 3 Oliefilter
Zie voor de service-intervallen ho-
ofdstuk 13
Om het oliefilter te reinigen:
1 Maak rond het filter. (27:A).
2 Draai de schroef (27:B) 5 slagen los.
3 Trek het oliefilter naar buiten
Richt de persluchtstraal nooit op uw li-
chaam Als er lucht in de bloedsomloop
terecht komt, kan dit fataal zijn
4 Maak het filter schoon door met perslucht in
en buiten het filter te blazen. Zie afb. 28.
5 Controleer/vervang de afdichtingen (28:A).
6 Smeer de afdichtingen (28:A).
7 Plaats het filter op zijn plaats en schuif het zo
ver mogelijk naar binnen.
8 Controleer of de uiteinden van de spanveer
(27:C) op één lijn zijn met het filter.
9 Draai de schroef (27:B) vast en span hem
aan.
10 Ga door met punt 10 van de vorige paragraaf
9.5.2.
9 6
CONTROLE / AANHAALMOMENT VAN
DE MOTORDRAGERS (40)
Zie voor de service-intervallen ho-
ofdstuk 13
Kom niet aan de schroeven van de ci-
linderkop en de stelschroeven van het
injectiesysteem
Voor problemen met deze onderdelen
dient u naar een servicewerkplaats te
gaan
NL
21