c) Als de grasmaaier lange tijd niet werd gebruikt, kan de batterij leeg zijn. Waak erover deze
regelmatig op te laden. Zelfs als de maaier niet wordt gebruikt, is het aan te raden de batterij om de 3
maanden op te laden.
2. De grasmaaier verplaatst zich niet naar voor.
a) De bumpersensor kan beschadigd raken.
b) Als het gras de eerste maaibeurt heel hoog is, zal dit de buis van de sensor bedekken, het
grasperk maaien met een traditionele grasmaaier vooraleer u de robotgrasmaaier in gebruik neemt.
3. De grasmaaier maait niet correct of maait helemaal niet.
a) De grasmaaier uitzetten. Nagaan of de maaibladen correct gemonteerd zijn. De maaibladen
vervangen als ze beschadigd zijn.
b) Als de grasmaaier op een terrein staat met een helling van meer dan 28°, zal de machine
automatisch stoppen.
c) Het basisdeel van de maaibladdrager wordt geraakt door voorwerpen of lang gras. De hindernis
wegnemen en opnieuw starten.
d) Het gras is te dicht voor een maaibeurt door de automatische bescherming van de machine.
e) De machine die automatisch wordt tegengehouden om de PCB's en andere componenten te
beschermen wanneer de geteste motortemperatuur te hoog is.
4. De grasmaaier overschrijdt de afbakeningsdraad en gaat verder buiten de perimeter.
a) De draaihoek van de afbakeningsdraad is te scherp. De binnenhoek moet minstens 125°
bedragen.
b) De afbakeningsdraad ligt te dicht bij een helling. De positie van de afbakeningsdraad aanpassen
volgens de aanbevelingen.
c) Het signaal van de afbakeningsdraad is zwak. De afbakeningsdraad mag niet groter zijn dan 200
m.
d) Controleer of er zich in de buurt een apparaat met een hoog vermogen (zoals een transformator,
generator, telecommunicatietoren enz.) bevindt. Deze apparaten kunnen de sensor van de machine
hinderen.
5. De batterij laadt niet op, of de grasmaaier laadt niet goed op, hij botst steeds opnieuw
tegen het het laadstation.
a) De uitstekende polen van de lader zijn niet in contact met de respectieve contactpunten van het
laadstation.
b) De uitstekende polen of de contactpunten zijn vervuild. Deze reinigen. (Gelieve de elektrische
voeding los te koppelen voor de reiniging.)
c) In geval van langdurige periode zonder inschakeling van de machine zal de batterij vanzelf leeg
geraken. Als de batterij snel leeg geraakt en vrij dikwijls moet worden opgeladen, dan moet deze
worden vervangen.
d) The sensor van de machine is beschadigd.
6. De grasmaaier keert niet terug naar het laadstation voor het opladen.
a) De afbakeningsdraad is te lang. Het laadpeil van de batterij volstaat niet om de grasmaaier terug
te brengen naar het laadstation. De voeding uitzetten en de grasmaaier naar het laadstation
brengen.
b) Als de grasmaaier werd gestopt door een hindernis, zal deze ophouden met werken.